De jonge baviaan

Deze foto krijg ik doorgestuurd van iemand die in Afrika op reis was. Er ontstaat een vreemdsoortig gesprek.

Allereerst krijg ik te horen dat ik van ver kom en dat ik laat kom. Ik begrijp niet helemaal goed wat hij bedoelt, maar dan blijkt dat hij refereert aan het moment van opname van de foto. Hij begrijpt niet helemaal wie ik ben want ik stond niet eens achter de camera. Wat doe ik dan hier bij hem?

Ik moet even verwerken wat er in dit korte contactmoment gebeurt: ik zoek contact met dit dier via de foto, kennelijk bevinden we ons op het moment dat de foto is gemaakt en kennelijk heb ik hem laten zien dat ik hier in Nederland op mijn kantoor ben. Er is een beetje wederzijdse verwarring vanwege het zomaar bij elkaar zijn op deze manier van communiceren.

Het gesprek met de jonge Baviaan gaat niet vanzelf. Ik moet aanknopingspunten zoeken om over te praten. Het dier is niet zo happig en niet zo geïnteresseerd.

“Wil je wat van mij weten?” vraag ik. “Mmm, okee”, is de tamme reactie. Ik laat hem zien waar ik ben. In mijn beeld zit hij bij mij in de ruimte en hij verkent de tafel door erin te bijten. Dan ziet hij een van de honden. Hij geeft mij de indruk dat hij alles in zijn bek stopt om te kijken of iets eetbaar is. Ik leid hem van de kleinste hond af en dan ziet hij de twee grotere honden. “Die zijn te groot,” is zijn conclusie. Hij merkt op dat er veel harde voorwerpen in de ruimte zijn en het is allemaal niet eetbaar. Waarom zit ik daar dan? Hij vindt het een beetje sneu voor mij.

Nou, maar weer terug naar zijn omgeving. Ik merk op dat ik een bepaalde verveeldheid bij hem voel. Zo’n niks-gevoel. Hij merkt op: “Moet het altijd leuk zijn dan?” Ik probeer het gevoel te benoemen wat hij doorgeeft, maar ik kom er niet goed uit. Vervelen is te actief. Onverschillig ook. Ik merk op: “Ik had niet zo’n gevoel bij je verwacht, zo’n niks-gevoel.” “Weer wat geleerd, jij,” kaatst hij terug.

Kennelijk stel ik niet de juiste vragen aan hem om wat informatie van hem te krijgen of een gesprek op gang te brengen.

“Waar slaap je doorgaans?” vraag ik hem. Hij laat zien dat hij droomt van een steppe. “Heb je genoeg voedsel?” “Je moet graaien, snel zijn, vooral als het om vlees gaat. Planten eten gaat relaxed.” Ik ga even op internet kijken wat bavianen zoal eten en dat vertel ik hem. “Geloof je me niet?” vraagt hij. “Ik geloof mezelf niet,” antwoord ik. Ik vertel hem ook dat ik weet dat ze in groepen leven. “Ja? En?”

Wat een dier. Nog maar es een onderwerp verzinnen. “Hoe voelt je lijf?” “Wat stel jij toch rare vragen. Je probeert mijn gevoel te analyseren, maar je kunt er ook gewoon in mee gaan.” Het is inderdaad zo dat ik nog steeds zoekend ben hoe ik zijn bui kan omschrijven. Zelfs een paar dagen later ben ik er nog niet achter. Hij laat zien dat het een rustperiode is voor er actie komt. “Ik koester deze momenten,” laat hij weten. Ik vertel dat als ik zo’n bui zou hebben, ik het gevoel heb dat ik niet echt leef. “Onzin! Je ademt toch? Vanuit dit ontstaat vanzelf iets.” “Je lijkt wel wijs voor je leeftijd,” zeg ik. “Ik ben gewoon baviaan,” is zijn antwoord.

“Hee, lieve schat, mag ik je bedanken voor dit gesprek?” “Hoezo lieve schat?!” is zijn reactie.

Ik ben er nog steeds niet achter hoe ik zijn gemoedstoestand kan omschrijven. Hij lijkt niks de moeite waard te vinden om er iets mee te doen. “Ga maar weer naar je harde spullen,” roept hij me nog toe voor we afsluiten.

Een paar dagen later denk ik dat ik zijn bui het best kan plaatsen in de tijd toen ik puber was. Misschien is dit dier ook een puber. Zouden er overeenkomsten zijn?

Foto: Alma Verbunt

1 antwoord

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *