Dieren kunnen door hun aard heel andere belevingen hebben dan mensen. Dat geeft vaak verrassende inzichten en echt, met dieren kun je lachen!

Geen bescheidenheid voor mij

In de loop der jaren heb ik diverse gesprekken met kleine diertjes gehad, waaronder verschillende soorten spinnen. Uit het boek “In de Stilte hoor je alles”:

Ook met de ‘zwart-witte-spring-spin’ heb ik veel plezier. Dat kleine diertje heeft me toch een air… Ik vind het best stoer dat ik met haar spreek, want dit is een spinnensoort waar ik vroeger bang voor was. Ik vertel dat haar soort in de vensterbank van het schoollokaal rondsprong, pal naast mijn tafel. Ik kon de les niet meer volgen omdat ik ze de hele tijd in de gaten moest houden met hun gekke gespring. ‘Springen is zo leuk! Hop! En je bent ergens anders!’ haakt ze in.

Mijn aversie tegen de soort zit me wat in de weg en ik vraag of ze me wil laten ervaren hoe haar lijf voelt. Meteen merk ik dat ze ontzettend laag bij de grond zit. ‘Ja, je moet opletten waar je loopt.’ Ze laat voelen hoe snel ze kan lopen en laat me haar sprongen ervaren. Ze raakt aan de babbel: ‘Het springen is zo lekker en zo knap! Ik ben snel en hard. Ik hou niet van overleggen. Ik ben het type van meteen aanpakken. Ik maak korte metten met alles wat me in de weg staat. Ik ben geen softie.’ Ze vertelt dat het springen ook aanvallend kan zijn. Ze wil anderen wel eens een beetje bang maken, dan moeten ze wegwezen. Ze is trots als anderen zenuwachtig van haar worden. ‘Ik wil niet onopvallend zijn. Ik ben het type van: borst vooruit en doordouwen.’

Haar houding is heel anders dan die van de spin die zich afvroeg of ze bij ons in vijandig gebied was en ik vraag haar waarom ze juist dit soort spin is. ‘Ik leer daadkrachtig zijn en meteen beslissingen nemen. Anders is het gebeurd met mij omdat ik zo opvallend ben.’ ‘Je wilt dus niet stilzwijgend door het leven?’ ‘Nee, met veel bombarie! Geen bescheidenheid voor mij.’ Ik vraag of ze tot slot nog wat te zeggen heeft. ‘Ja, ga allemaal maar aan de kant als ik eraan kom!’ Ik moet om het beestje lachen en mijn antipathie is helemaal verdwenen.

Dieren als warme leraar

In gesprekken waarin ik tolk komt soms op humoristische wijze naar voren dat dieren leraren kunnen zijn voor hun mensen.

Zo was er een hond die doorgaf dat hij genoot van zijn lichaam, dat hij er mooi uitzag en dat hij dit op straat ook uitstraalde. De eigenaar kon dat helemaal begrijpen. Ze had zelf ook al vaker gezegd dat de hond liep te showen buiten.

‘Zij mag ook wel wat rechter op lopen,’ liet de hond daarop weten.

Oeps, daar werd de vrouw even stil van maar ze wist precies wat de hond bedoelde.

Er zijn ook honden die tijdens een gesprek duidelijk laten weten dat ze meer leiding en grenzen willen. Ik hoor dan wel eens zuchtend: ‘O, dit is precies waar ik in mijn leven met mensen ook tegenaan loop.’

Vaak is men wel blij met zo’n leraar. Van een dier weet je zeker dat hij je nooit afvalt en dat hij eindeloos geduld heeft. Bovendien kun je aan het directe gedrag meteen zien wat je niet goed deed en waar je jezelf (weer) op mag corrigeren.

Maar dieren leren mensen ook te ontvangen (hun liefde en aandacht, gratis en voor niks) en rustig te zitten.

Zo vond een kat dat een vrouw zich veel te druk maakte en ging ze vaak bij haar op schoot zitten. De kat vertelde dat ze heus wel ergens anders kon slapen maar dat deze vrouw zo hardleers was in het zichzelf voorbij lopen dat ze er wel op in móest grijpen.

Protesterende Kraai

Kaila en ik liepen op de heide na een stevige regenbui en we probeerden de plassen te ontwijken, dat viel niet mee. Op een gegeven moment zag ik uit mijn ooghoek Kaila een kraai besluipen en ik dacht dat doet ze best knap. Uiteraard had de kraai dat door en we liepen verder. Op een gegeven moment hoor ik achter me ‘Kan je die hond niet gewoon bij je houden?’ De kraai protesteerde.

Gesprek met een houtduif tegenover me in de boom

Ik ga zitten en stel me open voor dieren die met me willen praten. Ik wacht even af wie er komt.
Hyronimus en Kaila melden zich, maar ik zou eigenlijk graag met een vrij dier willen praten, wie meldt zich? Een houtduif meldt zich en hij zit in de boom tegenover me, we kunnen elkaar zien.

M: Dag duif, wat leuk dat je met me wilt praten, hoe gaat het en wie ben jij?
D: Ik zag je oproep langs komen en meld me uit nieuwsgierigheid over dit fenomeen. Wie ben jij?
M: Ik ben Eddy Mulder en ik sta open voor gesprekken met dieren om van jullie te leren en dat aan de wereld te vertellen in blogs op een website.
D: Oh wat grappig, dus als ik jou dingen vertel dan schrijf je dat op en zet dat op internet zodat andere mensen dat ook kunnen lezen en horen wat ik jou verteld heb.
M: Zo is dat. Ben je bereid om wat over jezelf te delen?
D: Jawel. Ik zit nu lekker in de boom en waai een beetje met de takken mee en kan jou zien zitten achter je bureau. Dat vind ik wel leuk. Ja, zoals je ziet ben ik een houtduif en wel een vrouwtje. Ik heb vanochtend net een hele poespas gehad met een mannetjes duif die achter me aan zat. Hij probeert me te versieren en me op een nestplekje te krijgen, maar hij had nog helemaal geen werk gedaan, nog geen aanzet voor een nest gemaakt. Voor ik daar instink moet hij echt wel wat meer zijn best doen. Gelukkig kan ik nu rustig in de boom zitten, ik heb me al druk gemaakt om eten. Dat was vandaag heel eenvoudig. Ik ontdekte een zak met brood en daar hebben veel dieren zich tegoed aan gedaan. Die zak lag ergens op een achteraf terreintje waar wel dieren komen, maar nauwelijks mensen. Drinken was ook al geen probleem. Wat dat betreft heb ik het redelijk makkelijk door aan de rand van de bewoonde wereld te wonen. Eten is er in de stad altijd te vinden en ik kan ook gemakkelijk naar het bos of de hei vliegen hier vlakbij.

Voor ik daar instink moet hij echt wel wat meer zijn best doen

M: Heb je een naam en een leeftijd?
D: Nee, wij doen niet aan namen, dat is typisch iets voor jullie. Wij hebben klanken en daar herkennen we elkaar aan. Door hele subtiele verschillen in de geluiden die we maken, laten we aan elkaar weten wie we zijn. Ik ben verder een ervaren vrouwtje, ik heb al vier jaar nestjes gehad en samen met mijn partner van dat jaar de kindertjes groot gebracht.
M: Vind je het lastig om ieder jaar weer een partner te zoeken en een nestje te moeten bouwen?
D: Nou niet echt. Vaak komt hetzelfde mannetje me weer opzoeken, maar ik ben best kieskeurig en wil wel dat er werk gedaan wordt voor me, zodat ik niet alles moet doen. Het minste wat er moet gebeuren is een nestje op een goede plek.
M: Heb je geen nesten van vorige jaren die jullie kunnen gebruiken?
D: Dat zou wel kunnen, maar ik vond het nestje van de vorige keer niet goed, dat was te dicht bij mensen en die hebben katten die alles kunnen verstoren. Vorige jaar zijn er drie jongen door katten opgegeten en is er slechts één volwassen geworden en dat zou niet zo moeten zijn.

Vorige jaar zijn er drie jongen door katten opgegeten en is er slechts één volwassen geworden en dat zou niet zo moeten zijn

M: Dat snap ik, dus wil je nu een nieuwe nestplek hebben en moet je mannetje daarvoor zorgen.
D: Ja, dat vind ik wel.
M: Ik zie je nog steeds zitten, ben je al aan je avondrust begonnen?
D: Nee, zeker niet. Ik moet nog wel gaan eten voor het donker wordt, maar dat duurt nog wel even dus heb ik tijd om met jou te praten. Dat vind ik wel leuk. Ik heb nog nooit met een mens gepraat. Is dat praten zoals wij nu doen, ook zoals jullie mensen met elkaar praten?
M: Nee, mensen praten met elkaar door woorden uit te spreken en dat zijn klanken die ze maken naar elkaar toe.
D: Dat herken ik wel. Waarom praten jullie vaak door elkaar heen? Zo kun je elkaar toch niet begrijpen?
M: Dat klopt en dat heb je goed opgemerkt. Als mensen echt interesse in elkaar hebben, praten ze niet door elkaar heen en luisteren ze heel goed naar de ander voor ze zelf weer wat zeggen. Maar er zijn ook mensen die graag praten en niet zo goed zijn in luisteren.
D: OK, dank je wel, ik ga weer eens verder. Was leuk je gesproken te hebben.
M: Ja, wederzijds en tot ziens.

210325

De verzwakte meeuw in mensenhanden

Ik krijg een leuke vraag: Kim heeft een verzwakte meeuw gevonden, neemt het dier mee naar huis om aan te sterken, maar na drie dagen eet de vogel nog steeds niet. Omdat Kim van buren weet dat ik een zwaar gewonde kat weer ‘aan het eten gepraat’ heb, vraagt ze of ik iets voor de meeuw kan doen.

Ik antwoord Kim: “Wat het is met het communiceren met dieren: als je vragen stelt, moet je de antwoorden ook kunnen horen. En die zijn soms anders dan wij denken.

Nou, hou je vast, hier komt de meeuw: De meeuw deed meteen heel geagiteerd en bleef dat het hele gesprek. ‘Hoe durven ze me op te pakken?! Ik ben geen ‘handduif’!’

Hij was heel duidelijk: jij had je niet met hem mogen bemoeien. ‘Als meeuw wil je altijd voorkomen dat een mens je oppakt.’ Hij bleef boos.

Ik probeer altijd om ook de andere kant (de mensenkant) te laten zien, maar dat ging er helemaal niet in. Op mijn opmerking dat hij niet eet: ‘Nee, natuurlijk eet ik niet!’

Hij wil graag op een dak gezet worden (schip, schuur?) en het verder zelf uitzoeken. Hij sterft liever in vrijheid dan gevangen te zitten.

Weer probeerde ik of hij jouw kant van het verhaal kon zien, maar het antwoord was: ‘Mensen hangen teveel aan één leven.’ Als meeuw wil hij meeuwendingen doen. ‘Ik ben geen parkiet!’

Dat opvangen van zieke dieren vindt hij maar kleinzielig gedacht. ‘Het gaat zoals het gaat.’

Ik hield hem het beeld voor dat het kan zijn dat jij hem ziet sterven op het dakje omdat hij bijv. niet weg kan vliegen of gepakt wordt door een ander dier. Daarin is hij duidelijk: ‘Dat zijn lichamelijke dingen. Laat de natuur gaan zoals ie gaat.’ ”

Gelukkig verbaast het antwoord Kim niet: ‘Hij was inderdaad heel boos en hij heeft gelijk. Mijn gevoel zei ook dat hij niet wilde dat iemand zich met hem bemoeide, maar mijn mensenhoofd zegt altijd; ach, kom maar mee, lekker veilig uitrusten, bij-eten en dan weer los. Ik neem altijd zieke dieren mee die op mijn pad komen, ik kan niet anders (zal het wel proberen in de toekomst beter af te stemmen). Een andere meeuw reageerde trouwens heel anders, die gedijde wel goed.’

Kim laat de meeuw op de gevonden plek vrij, waar het dier meteen de mensenhanden uitvoerig van zich afwast. Kim: ‘Hij had helemaal een punkie kapsel gekregen van zijn uitbreekpogingen. Bedankt voor je gesprek, ook namens het boze vriendje natuurlijk.’

Verzoek aan een mier om niet in huis te komen

Ik zou heel graag in contact komen met de mieren kolonie die woont bij het huis van mijn dochter en haar vriend en kinderen, wie wil zich melden? Er treedt een enorme stilte op, maar ik heb het gevoel dat ik word bekeken en word beoordeeld, dus ik blijf maar even gewoon stil zitten en wacht af.
The: Ja, we hebben je gehoord en gezien en hebben je bekeken en we willen wel met je te praten.
M: Beste mier daar ben ik blij om. Ik hoop dat ik jullie vertrouwen waar kan maken. Mag ik jullie dingen vragen over jullie bestaan en leefwijzen, zodat ik daar meer begrip voor kan krijgen? En excuses, maar ik zal me eerst even netjes voorstellen.
The: Dat is niet nodig, we weten wie je bent, we hebben jaren de ruimte samen gedeeld.
M: Dat is juist, maar ik wist niet dat jullie dat meteen aan mij merkten.
The: Dat doen we dus wel.
M: Mag ik vragen met wie ik nu praat en heb je een naam die ik mag gebruiken?
The: Ja, je spreekt nu met de wachter bij het nest van de Koningin. En je mag me The-wachter noemen.

Je spreekt nu met de wachter bij het nest van de Koningin.

M: Is dat je naam of is dat een titel?
The: Dat is eigenlijk mijn functie en dus zou je het als een titel kunnen beschouwen.
M: Mag ik je allerlei vragen stellen over jullie leefwijze?
The: Dat mag je, brandt maar los.
M: Dank je wel. Zijn jullie een grote kolonie?
The: Daar stel je meteen een lastige vraag om te beantwoorden, want wat tel je allemaal mee? Onze kolonie bestaat uit heel veel onderdelen, we hebben overal nesten, maar vormen toch samen een kolonie in een gebied, waar meestal geen andere mieren zijn van onze soort, wel andere mieren. Jullie noemen ons zwarte mieren, maar er zijn heel veel soorten en ik spreek dus alleen over ons soort. En dan kun je ook spreken over alleen het nest, ons nest is niet erg groot, we zijn met gemiddeld 3-4 koninginnen in ons nest en we hebben enkele duizenden mierkracht, van werksters tot de wachters en de nestenbouwers. Maar als je alle nesten in ons gebied bij elkaar telt zijn we wel met enkele miljoenen. Daarvoor is ons gebied, een bosgebied, ook best vrij groot. We leven vooral boven de grond, maar ons nest is uiteraard onder de grond om een beetje rust en veiligheid te hebben.
M: Hoe is jullie verhouding met mensen?
The: Onverschillig, zij wonen en leven en wij wonen en leven en onze wegen kruisen elkaar, maar we hebben niets met mensen. Het liefst leven we gewoon naast elkaar, waarbij ieder zijn eigen plek heeft. Als wij bij mensen binnenkomen dan worden we gelokt door de mensen. Als zij daar problemen mee hebben, moeten ze ons niet lokken.

Als wij bij mensen binnenkomen dan worden we gelokt door de mensen.

M: Dat is natuurlijk een duidelijk standpunt, maar ook gemakkelijk gezegd. Want de meeste mensen lokken jullie niet bewust naar binnen.
The: Als ze dat niet bewust doen, moeten ze nadenken over wat ze doen, want wij komen niet naar binnen voor een gezellige babbel, we komen naar binnen omdat er voedsel ligt.
M: Dat snap ik, hoewel een gezellige babbel misschien wel de verstandhouding positief zou kunnen beïnvloeden. Maar dat is een grapje. Stel je hebt een aantal kleine kinderen in huis die nogal eens eten op de grond laten vallen, dan zijn jullie er als de mieren bij om daar van te genieten. En dat vinden mensen vaak wel lastig.
The: Daar zeg je wat. Ja, we zijn er als de mieren bij, want het is fijn als je eenvoudig en snel voedsel kunt vinden en we leven dichtbij het huis en kunnen dus zo naar binnen stappen en dat doen we ook.
M: Is er een mogelijkheid om afspraken met elkaar te maken? Stel we spreken af dat jullie niet meteen naar binnen komen en dat ze even de tijd krijgen het gevallen eten op te ruimen en dat eten dan naar jullie toe brengen zodat je niet naar binnen hoeft om toch het eten te krijgen. Want vind je daarvan?
The: Dat lijkt me geen goede afspraak. Onze ervaring met mensen is niet positief in de zin dat we kunnen vertrouwen op jullie. Misschien doen jullie het in het begin wel, maar daarna komt de klad erin en dan vergeet je het en komen we weer binnen. Worden sommige mensen boos en dan roeien ze meteen ons nest uit, je weet immers waar het nest is, want daar hebben jullie dan eten neergelegd. Nee, dat lijkt me geen goede zaak.

Onze ervaring met mensen is niet positief in de zin dat we kunnen vertrouwen op jullie.

M: Wat stel je dan voor?
The: Wij blijven gewoon ieder ons ding doen en proberen elkaar niet lastig te vallen.
M: Maar dat betekent dat jullie gewoon naar binnenmarcheren zodra er eten ligt.
The: Dat is juist.
M: Maar dat willen ze niet.
The: Dan moeten ze geen eten laten liggen. Maar we blijven wel af en toe komen om te kijken wat er te halen valt.
M: Is er geen compromis mogelijk?
The: Dat lijkt me niet, we durven jullie niet te vertrouwen en dan kan dat niet.
M: Dat is een hard oordeel.
The: Dat is ervaring met mensen.
M: Als de bewoners nu het goede voorbeeld geven door steeds op te ruimen en de restanten naar buiten gooien, zeg bij de vijver, is dat dan een begin van een oplossing?
The: Dat mogen de bewoners gerust doen en met wat goed opruimen komen we nauwelijks meer binnen en dan is het fijn als we eten dichtbij kunnen vinden, hoewel de vijver best al wel ver is. Maar ik ga je niet vertellen waar onze nesten zijn, dat kan ik niet maken tegenover mijn volk.

Maar ik ga je niet vertellen waar onze nesten zijn, dat kan ik niet maken tegenover mijn volk.

M: Ik begrijp het. Als er ooit een afspraak gemaakt kan worden, zal er eerst vertrouwen moeten ontstaan en daar geloven jullie nog niet in.
The: Dat klopt, we vertrouwen jou wel, maar andere mensen nog niet.
M: Nou, toch wel heel erg bedankt dat je met me wilde praten.
The: Graag gedaan. Altijd leuk om met begripvolle mensen contact te hebben. Het hoeft niet zo nodig voor ons, maar het is soms wel eens leuk.

210408

Telepathische sms´jes

Het is wel fijn als je dieren kunt verstaan.

Op een dag is onze witte kat weg, degene die ziek is. Ze had vorig jaar al laten weten dat ze absoluut zelf dood wil gaan en als wij dat niet respecteerden zou ze een stil plekje zoeken om zelf te sterven.
Ze is nooit zo lang weg en ik krijg het een beetje benauwd. Ik kan haar nergens vinden, kijk op de meest rare plekken en besluit uiteindelijk diercommunicatie in te schakelen.
Ze verzekert me dat het goed met haar gaat maar zegt niet waar ze is. De hele tijd geeft ze het gevoel door dat het goed komt, meer informatie komt er niet uit.
Dan moet ik dus maar vertrouwen hebben. Binnen het half uur is ze terug.

De andere kat, Bach, is ook een keer lang weg. Lang wil zeggen: ze komt niet thuis voor het avondeten. Aangezien ze al een keer ergens opgesloten heeft gezeten, er hier in de buurt rattengif ligt en ze soms te ver weggaat (naar de weg, waar auto’s zijn die ze niet gewend is) maak ik me zorgen. Vrijheid is prima maar graag wel de dagelijkse structuur aanhouden zodat ik niet ongerust hoef te worden.
Bach verzekert me dat het goed gaat met haar. Jaja, denk ik, het kan ook goed met je gaan als je dood bent. Maar ook zij geeft niet meer informatie dan dat het goed gaat en dat ze wel weer terug komt. En ook zij is binnen een half uur terug.
Het is wel handig, deze telepathische sms’jes met de dieren.

Het grondeekhoorntje trapt er niet in

Het is altijd heel leuk om te zien hoe een dier reageert op het moment dat ik contact maak. Eigenlijk begint daar de finetuning al.

Mijn ervaring in het eerste contact met vrije dieren is heel verschillend. Het ene dier vindt het gewoon, de ander moet wennen en weer een ander vindt het heel leuk. Vrije dieren zijn er extreem goed in om mij eerst helemaal te scannen. En ik verzeker je: je hebt het gevoel of je totaal in je nakie tegenover de spirit van zo’n dier staat! Als dieren erom vragen, ben ik bereid mijn hele wezen aan hen te tonen. Er zijn ook vrije dieren die vragen of het veilig is, of ze geen fysiek gevaar lopen door met mij te praten.

Van al die honderden contacten die ik met ruim 170 diersoorten heb gehad, is er tot nu toe maar eentje die niet wilde communiceren: een grondeekhoorntje. Zij is meteen duidelijk: ‘Wat klets je toch? Wat wil je?’

Als ik vertel dat ik wat wil babbelen, vraagt ze of het over eten gaat. ‘Als jij dat wilt, vind ik dat best.’ Maar ze wil helemaal niet praten. Ze ziet er geen voordeel in en wil niks vertellen. Ik zeg dat ze de eerste is. ‘Dan heb je dat ook meegemaakt!’ reageert ze bijdehand.

Een week later probeer ik het nog eens. Het kan zijn dat een van beiden een slechte dag had, nietwaar? Haar eerste reactie is: “Ik heb toch al gezegd dat ik niet wil praten?!” Ze wil spelen, plezier maken en geen tijd besteden aan geklets. Ik vraag of zij zich dus wel vermaakt. ‘Ik heb je wel door! Je wilt me aan de praat krijgen!’

Daarop zie ik haar zo uit mijn beeld weghuppen! Een vrolijk, uitdagend en triomfantelijk ‘dag’ kan er nog wel af. Het malle is dat juist grondeekhoorntjes mensen vaak vermaken met hun grappige gedrag. Nou, ik heb er via deze weg niks van gemerkt!

Ratten (4)

Het was een periode rustig op ons schip qua ratten. Totdat we kippen aan boord namen. Dat is vragen om mee-eters, ontdekten we. Als ze buiten op het dek gebleven waren was dat helemaal goed. Maar de ratten hadden een ingang gevonden die ik niet kon vinden en een aantal jaar hadden ze hun woonplek tussen het buitendek en het plafond. Dat wil zeggen dat ik ze ’s nachts hoorde rennen. Dat ik hoorde hoe jongen zaten te piepen, precies boven mijn bed. Dat ik zelfs rattenruzies hoorde en ze hoorde knagen.

We hadden dolle nachten: de hond blaffen, ik uit bed om met een stok tegen het plafond te tikken zoals mensen denk ik doen als ze last van de buren hebben. En ik kon praten wat ik wilde: de ratten bleven van mening dat we elkaar niet dwars zaten. Zij hun plek in het duister, ik mijn plek in het ruim van het schip. Ook al riep ik soms wanhopig: “Spreek ik soms Spaans?!” en “Hebben jullie ouders of grootouders jullie niet doorgegeven dat ik dit niet wil?”, ze bleven hun plekje houden.

Soms waren er ineens dikke vliegen in de kamer en dan wist ik: er is een rat gestorven. Het ergerde me enorm dat we zo van mening verschilden en ik ze niet kon overtuigen van een andere woonplek. De eerlijkheid gebiedt me dat ik twee keer muizengif heb neergelegd. Dat zal op mijn sterfbed weer boven komen, vermoed ik. Ik heb ook een keer een man gesproken wiens werk onder andere is om rattenvallen neer te zetten en hij gaf mij geen schijn van kans aan boord. Mocht ik al overwegen vallen te plaatsen (wat ik niet deed) dan schatte hij de kans dat er een in zou gaan op nul.

Op een nacht, het was volle maan, keek ik naar buiten en zag op het dak van het houthok twee ratten naast elkaar zitten. Hun vier oortjes staken prachtig af tegen de lucht. Ze zaten er zo vredig dat ik op slag vrede sloot met alle ratten. Dit verzoenende beeld maakte bijna dat ik met een glimlach luisterde als ik het getrippel hoorde.

Gelukkig vond ik tijdens een dakreparatie het gat waar de ratten in- en uitwipten. Met behulp van een nachtcamera kreeg ik ook een beetje het ritme door. Tijd om opnieuw in overleg te gaan met de dieren. Ook nu was het weer eenrichtingverkeer. Maar dat maakte me inmiddels niet meer uit. Als ik mijn mededeling maar kon doen en dat was dat ik ze waarschuwde wanneer ik de ingang ging afsluiten. Ik denk dat het hielp dat het zomer was en dat ze een goede buitenplek vonden.

Het is nu al een half jaar stil boven het plafond. Buiten op het dek lopen ze nog vrolijk rond maar dat vind ik niet erg. Het is zelfs bijna aandoenlijk als ik sporen van nestmateriaal vind: een aangevroten oude deken, stukjes touw. En wat ze toch met stenen hebben? Regelmatig is het een geschuif van jewelste. Zelfs de appels aan de appelboom die op het ponton naast het schip ligt worden door de ratten gegeten. Het is een levendige boel aan boord!

En ach, ook al communiceren we slecht met elkaar, ik geloof dat er wel wederzijdse sympathie is en vanuit mijn kant zelfs bewondering voor de beestjes.

 

“Mij is niks gevraagd!”

Uit: In de Stilte hoor je alles

Peerke is een kat van 17 jaar, die jarenlang de enige kat in huis was. Op een dag verschijnt Manoes ineens in haar leven. Manoes is de kat van de overleden moeder van de vrouw van het huis. Het gaat helemaal niet goed tussen deze twee katten. Op het moment dat ik erbij word gehaald, na een half jaar, hebben beide katten hun eigen vertrek en daardoor is de gezelligheid van vroeger uit het huis verdwenen.

Peerke wil maar al te graag met me praten en heeft een houding van: Vertel mij nou maar eens wat hier aan de hand is! Ik leg haar uit dat het vrouwtje van Manoes is overleden en dat deze mensen Manoes daarom in huis hebben genomen. ‘Mij is niks gevraagd.’ Nee, dat klopt. Verontschuldigingen naar de kat. Maar ook het standpunt van de mensen dat ze Manoes niet weg willen doen. Ik heb inmiddels door dat Peerke een dame is en tja, je zet niet zomaar ‘een gewone kat’ (en dan nog wel een sloddervos, volgens Peerke) zonder overleg in het huis van een dame. Zoals ik het van Peerke doorkrijg, kan ik me haar standpunt helemaal voorstellen. Peerke is bij aanvang van het gesprek de kamer binnengelopen waar de vrouw met mij zit te telefoneren. Tijdens het praten met mij kijkt ze de vrouw de hele tijd aan. Beide katten zijn voor het eerst bij elkaar in dezelfde ruimte, tot stomme verbazing van de mensen.

Ondertussen is er een aardige patstelling, want Peerke geeft geen duimbreed toe. Op een gegeven moment zie ik zelfs het beeld van een deur, waardoor Peerke wil verdwijnen. Ze wil niet meer praten. ‘Ze loopt nu naar de deur en wil eruit,’ zegt de vrouw. ‘Peerke, vind je het goed dat ik even met Manoes ga praten?’ Dat vindt Peerke goed, ze blijft in de kamer om ook het gesprek met Manoes bij te wonen. Manoes laat weten dat ze een nauwe band had met de moeder van deze vrouw. Ze heeft nog steeds veel verdriet om dat verlies. Ze laat zien hoe de moeder het huis uitgedragen werd. Als ik daarnaar vraag, blijkt het te kloppen dat de kist het huis is uitgedragen. Dat was zó’n pijnlijk moment geweest voor de kat! Dat intense verdriet slaat bij mij keihard naar binnen. Voor mij is het de eerste keer dat een dier het over ziekte en dood heeft met woorden als ‘gemeen’ en ‘rotziekte’. De vrouw vertelt dat het inderdaad een heel naar ziekbed is geweest. De kat heeft alles meegemaakt en blijkt veel op bed gelegen te hebben bij de zieke vrouw. Ineens komt Peerke er tussendoor: ‘Dat wist ik allemaal niet! Waarom is mij dat niet verteld?!’

Weer in gesprek met Peerke, die meedeelt dat haar huis (háár huis) open zal staan voor Manoes nu ze dit allemaal weet. Er moet nog wel vastgesteld worden dat Manoes door haar verdriet onduidelijk is geweest in de omgangsvormen. Ze was sowieso onbereikbaar voor Peerke om mee te communiceren (Manoes zat de eerste weken ook alleen maar onder de bank, vult de vrouw aan) en het heeft Peerke erg gestoord dat Manoes op het kleed pieste en poepte. Peerke laat ook weten dat er het afgelopen half jaar te weinig met haar gepraat is. Ook deze kat wil graag informatie van mensen. Ze laat daarbij het beeld zien dat de vrouw een kopje thee drinkt met haar pink omhoog terwijl ze dingen vertelt aan Peerke. De vrouw snapt het, want zelf ziet ze Peerke ook als een kat van stand, voor wie ze de tijd moet nemen.

Tijdens het gesprek zijn de katten de hele tijd bij elkaar in een ruimte geweest zonder te grommen of te blazen en Peerke is zelfs naar Manoes toe gelopen. Manoes heeft na dit gesprek pas de kans gekregen om te helen, om haar grote verdriet een plekje te geven. En Peerke heeft begrepen waarom Manoes zich zo gedroeg en waarom de mensen haar graag in huis wilden hebben en houden.

Zo’n drie maanden na het gesprek krijg ik een mailtje: ‘Peerke en Manoes kunnen nu goed samen in een ruimte verblijven. Ze slapen nu samen beneden en eten en drinken samen uit één bakje. Er wordt niet meer gepoept en geplast buiten de bak, zelfs de kattenbak delen de dames. Op de vensterbank zitten ze nog niet samen, maar wel om de beurt. We zijn een blij kattengezin en dus alsnog bedankt voor je hulp.’