Dieren kunnen door hun aard heel andere belevingen hebben dan mensen. Dat geeft vaak verrassende inzichten en echt, met dieren kun je lachen!

“Opletten redt ons leven”

“Wat stond jij nou te doen?” De musjes kwetteren een beetje verontwaardigd als ik contact met ze maak.

“Ik wilde een foto maken van jullie zoals jullie komen aanvliegen als ik voer neerleg.”

“Wij hadden honger. Als jij dan anders gaat doen dan normaal, dan moeten we ineens opletten.”

“Vertrouwen jullie me niet?” vraag ik wat gekwetst.

“Opletten redt ons leven.”

Dat begrijp ik. De kat grijpt wel eens een musje en dat laat ik in beeld zien.

“Ja, het is minder zorgeloos sinds zij aan boord is.”

Ik maak van de gelegenheid gebruik door te vragen hoe ze de andere vogelsoorten ervaren die ook van het voer mee eten.

“De eenden zijn oké, maar als de kraaien en eksters komen maken wij wat ruimte voor ze. De duiven zijn ook oké.”

“Zijn jullie tevreden over de hoeveelheid voer en wanneer ik het neerleg?” Het lijkt wel een evaluatie.

“We houden de deur altijd in de gaten maar we moeten ons wel melden bij je. Soms vergeet je het en daarom komen we het liefst meteen aanvliegen. Of we maken geluid vanuit de struiken.”

“Het is niet alleen vergeten,” verdedig ik mezelf, “het is ook praktisch. Want als jullie niet komen dan ligt het er voor de ratten en dat is niet de bedoeling.” Meteen voel ik me erg onaardig naar de ratten toe. Waarom de vogels wel voeren en de ratten niet?

De musjes laten weten dat het fijn is dat ze zo hun voerplekjes hebben. En ik geef ze in beeld en gevoel door dat ik altijd erg van ze geniet en dat ik het gezellige beestjes vind. Er staat nog 30 kilo klaar…

Vogels en hun relatie tot mensen (uit het boek In de Stilte hoor je alles)

Een “vogel-medley” uit het boek In de Stilte hoor je alles:

Henkie, de gevonden gierzwaluw die twee weken in mijn trui leeft, vindt dat wij meer zouden moeten lachen. Ik hoor vaker van vogels dat ze mensen niet zo vrolijk vinden. Waar de mus zegt liever met mussen om te gaan omdat die veel vrolijker zijn, vermaakt de meeuw zich juist wel met mensen. Vooral met wat die aan voedsel van zich af gooien: ‘Ik lust veel, ik zoek overal naar iets eetbaars. Het is een spel om te zien wat mensen achterlaten.’ Ze voegt eraan toe dat je als meeuw wel nieuwsgierig moet zijn. Met een teruggetrokken karakter overleef je niet. De merel vrolijkt de wereld graag op met haar gezang, maar weet dat ze ongrijpbaar is en wil dat graag zo houden. De uil is zich bewust van haar rustgevende uitstraling en de vlaamse gaai heeft er plezier in om mensen te verwonderen met haar mooie uiterlijk. Het pimpelmeesje lijkt gericht op mensen, geniet ervan om een beetje ‘samen met mensen’ een nestje uit te broeden en ziet zichzelf als ‘een cadeautje’ voor de mensheid. De fuut omschrijft zichzelf als een lichte, blije, actieve vogel die haar eigen wetten heeft, haar eigen kijk op het leven en zo overal tussendoor zwemt, waarbij ze haar onafhankelijkheid behoudt. Ze is heel duidelijk: ‘Mij moet je niet vangen. Dan krijg ik stress en raak ik uit mijn kracht.’ De zwaan: ‘Wij moeten leven met mensen, maar willen geen vrienden worden. Wij houden graag onze eigen leefruimte en verdedigen die. Wij zijn wat afstandelijk, op onszelf gericht.’ En de gans vindt het maar moeilijk samenleven met mensen: het zijn baasspelers.

 

Boji: de ov hond van Istanbul

M: Dag Boji, mag ik met je praten?
B: (verrast) Wie wil er op deze manier met me praten?
M: Ik ben Eddy en ben een dieren verwoorder, dat wil zeggen dat ik met dieren probeer te praten om beweegredenen van dieren te leren begrijpen waarom jullie dingen doen zoals jullie doen. In jouw geval waarom je met het openbaar vervoer reist naar allerlei plekken? Als je me dan dingen wilt vertellen, schrijf ik dat op en publiceer ik dat op een website waar allerlei mooie en interessante dierenverhalen op staan. Zodat andere mensen kunnen begrijpen waarom jullie dieren zo doen.
B: Dat klinkt interessant. Wat mij betreft OK. Ik ben alleen een hele andere communicatie met mensen gewend. Ze spreken talen tegen mij en jij doet dat niet, jij zit in mijn hoofd of misschien wel in mijn ziel. En zo communiceren wij met elkaar, dat is echt heel anders dan gewoon met mensen. Maar dit is wel zo duidelijk. Ik begrijp je volkomen en jij kunt mij ook begrijpen want dat kan ik zien. Dus kom maar op met je vragen. Leuk.
M: Jij bent wereldnieuws geworden omdat iemand publiceerde over jou, terwijl je dagelijks met de metro, tram, bus of boot door Istanbul reist. Hoe ben je ooit op het idee gekomen om met het openbaar vervoer te reizen?

Boji in de metro in Istanbul

B: Dat was eenvoudig. Ik ben opgegroeid bij mensen die mij regelmatig meenamen in het ov. Zo leerde ik te reizen met de tram en metro en later ook de bus en de boot.
M: Heb je een specifieke baas of mens dat voor je zorgt?
B: Dat had ik vroeger wel, maar die zijn vertrokken en ik ben gebleven en heb enkele straten waar ik woon. Dat zijn verschillende straten op verschillende plekken in de stad en daar zijn mensen die me eten geven en me af en toe borstelen en lief voor me zijn. Het grappige is dat dit op verschillende plekken is, en die mensen weten dat niet van elkaar. Ik ben duidelijk geen zwerfhond in de zin zoals jullie straathonden typeren, maar ik heb ook geen echt huis, daarom zeg ik dat ik in verschillende straten woon. Het klinkt wat vreemd, ik woon in straten waar mensen lief voor me zijn en me deels verzorgen, maar ik hoor niet bij een persoon of enkele personen en dan zouden jullie zeggen dat ik een straathond ben, maar dat is dus niet zo.
M: Dus je hebt van mensen geleerd hoe je met het ov moet omgaan en hoe heb je dan geleerd waar je moet uitstappen en overstappen en hoe weet je welke lijn je moet hebben.
B: Dat is niet zo moeilijk, als je bijna de hele dag met het ov reist weet je al gauw waar welke lijn heen gaat. En doordat ik soms gewoon met mensen meeloop leer ik dan waar ik moet uitstappen en waar ik een andere tram of bus moet nemen. Trouwens ik neem liever niet de bus, die is een beetje krapjes en dan beginnen mensen wat te dringen en kan ik weleens geschopt worden, meestal niet expres, maar soms ook wel. Dus reis ik ook liever in de tijden dat het niet erg druk is, zodat ik mijn eigen ruimte heb om te zitten of liggen. En Istanbul is een erg grote stad, dus als ik gewoon er even uit wil, neem ik de boot naar de andere kant, kan ik heerlijk even uitwaaien en genieten van de frisse lucht op het water, want in de stad ontbreekt die veelal wel.
M: Je hebt alles wat je nu doet gewoon geleerd door het te doen?
B: Ja, zoals ik al zei, als je de hele dag de tijd hebt om te reizen leer je al snel hoe alles in elkaar zit en ik vertrek ’s ochtends vanuit mijn overnachtingsstraat met het ov om ergens heen te gaan. Dat bedenk ik niet van te voren, maar ik neem gewoon een tram of metro en dan bepaal ik waar ik eigenlijk heen wil. Dat is niet altijd een vooraf bepaald doel, het kan ook zomaar gewoon wat reizen zijn, je weet wel voor de lol. Jullie mensen gaan op terrasjes zitten om naar andere mensen te kijken. Ik ga in het ov zitten en kijk naar mensen, daar kan ik van genieten. En doordat ik gelukkig een grote hond ben, heb ik geen last van mensen die me even opzij schoppen of me mee willen nemen. Nee, daar houd ik weer niet van. Ik kan soms wel even met mensen meelopen en ik kan ook begrijpen wanneer ze goede bedoelingen hebben of juist niet, dan loop ik namelijk niet mee en loop ik een andere kant uit. Jullie zijn soms heel goed leesbaar voor mij en dan zie ik jullie intenties en bij de verkeerde intenties probeer ik afstand te bewaren en zoals gezegd, ik ben groot en kan indrukwekkend zijn, dus veel last heb ik niet van foute mensen, maar je komt ze wel overal tegen.
M: Je geniet dus wel van je huidige leven?

Boji in de bus in Istanbul

B: Zeker, ik geniet van mijn vrijheid en ik geniet van de mensen die me kennen en me soms verzorgen als ik dat toelaat of toevallig in hun buurt ben. Je weet wel, ik woon in verschillende straten, in zo’n straat zijn er meerdere mensen die wel voor me willen zorgen, dus komt dat altijd wel goed. Maar eigenlijk spreek ik niet over mensen die me verzorgen maar over mensen die lief voor me zijn en me af en toe wat geven, vaker eten, maar soms verzorging of zelfs een bezoek aan de dierenarts. Dat komt dan op mijn pad als ik daar aan denk, ik zoek het niet bewust op maar ga waarschijnlijk wel onbewust naar de plekken waar ik wat ik op dat moment nodig heb, kan vinden of krijgen. Zo zit mijn leven wel in elkaar.
M: Je hebt me duidelijk gemaakt dat je geen zwerfhond of straathond bent, maar hoe moet ik je eigenlijk wel noemen?
B: Ik ben een kunstenaar en ben dus vrij en dus ook een vrije hond. Zo moeilijk is dat toch niet?
M: Nee, je hebt gelijk, sorry dat ik op zoek was naar een etiket, maar je hebt dat prachtig gezegd. Bij mensen zijn de kunstenaars het ook die zich heel knap kunnen onttrekken aan het etiket wat de mensen graag ergens op plakken. Dank je wel voor dit gesprek. Wil je nog iets zeggen?
B: Ik zou het leuk vinden om je een keer fysiek te ontmoeten, kan dat?
M: Dat klinkt lief en ik ben het met je eens, ik zou je ook heel graag een keer willen ontmoeten, maar daarvoor woon ik toch echt te ver weg. Ik vrees dat het er niet in zit.
B: Dat is jammer, maar ik zou wel graag contact willen blijven onderhouden. Kun je later nog eens een keer terugkomen in mijn ziel? Lijkt me leuk.
M: Dat zal ik doen, voor nu heel erg bedankt en veel plezier.

Mosselkunst

Op een morgen loop ik op een strandje langs de IJssel en ik zie dat het water die nacht erg snel gezakt is. Het zorgt voor een strand vol schelpen met mosselen. Waarschijnlijk waren ze verrast door de snelle daling en hebben ze niet op tijd weg kunnen komen. Een aantal van hen probeert de weg naar het water terug te vinden, anderen graven zich zo diep mogelijk in en weer anderen hebben het water nog wel kunnen bereiken. Het is een waar kunstwerk.

Het boeit me hoe dat nou toch zit en ik maak een aantal dagen later contact met de mosselen. Meestal noem ik het schelpen, maar ja, een bewoonde schelp zal wel mossel heten.

Wat meteen opvalt is het lage bewustzijn, wat lekker ‘zweeft’. Het woord sloomy komt op en in lees later dat dat sloom/inactief is.

Ik laat zien hoe ik ze trof en krijg het nuchtere antwoord dat als er geen water is, er geen voortbeweging is. Dat klopt naar mijn idee niet helemaal dus ik laat ze zien dat ze bezig waren sporen te trekken. “Ja, op zoek naar water,” hoor ik. Als ik erover nadenk begrijp ik het, want onder het zand zit natuurlijk water. Ze graven zich kennelijk ook in, misschien in de veronderstelling daar meer water te vinden.

Ze laten zien dat het water nodig is om te kunnen voortbewegen en als dat niet lukt, dan sluiten ze de schelp en wachten op beter tijden.

Het gunstigst voor hen is dat het water weer gaat stijgen en alles weer door kan gaan. Ik laat ze zien dat ze voer voor kraaien zijn als ze gesloten op het strand liggen. De kraaien pakken de schelpen namelijk op, vliegen naar het fietspad 50 meter verderop en laten de schelp daar kapot vallen. Ik krijg het laconieke antwoord terug: “Dat kan ook.” Kennelijk is dat voor hen geen probleem. Het lijkt part of the deal te zijn.

Ik krijg de indruk dat het ondiepe water, waar de warmte door de zon voelbaar is, ook best aangenaam is voor ze. Maar ik kan dat later nergens terug vinden. Bijna alles wat er over mosselen te vinden is gaat over hoe je ze kunt bereiden om op te eten.

Ik laat de dieren zien dat ik een aantal van hen in het water heb gegooid, als poging om ze te redden, maar het waren er teveel. “Maak je niet zo druk,” antwoorden ze, “het gaat zoals het gaat.”

Verkeerde timing

Jaren geleden ontving ik deze foto van iemand die op de Galapagos eilanden was geweest. Ik maakte contact met het dier en het ging als volgt:

“Als ik deze leguaan benader, bemerk ik meteen reserve.
Het contact gaat langzaam maar ik pas me altijd makkelijk aan een dier aan.
‘Waarom zou ik met je praten?’ vraagt hij me.
Ik vertel hem dat het van mij gewoon nieuwsgierigheid is en dat ik er veel plezier in heb.
Een gesprek beginnen met dit dier gaat niet makkelijk.
Daarom vraag ik hem of hij wat kan vertellen van zichzelf.
Hij laat zien lange tijd rust te nemen.
‘Ik laat energie binnen komen. Ik absorbeer. Als er genoeg energie in me zit, kan ik lopen. Ik moet van buitenaf worden opgeladen.’
Hier moet ik even over nadenken. Iedereen krijgt energie van eten maar daar doelt dit dier niet op. Hij laat voelen dat hij energie door heel zijn huid opneemt.
Ik vertel hem dat ik dit nog nooit met/door een dier heb meegemaakt.
Het gesprek stagneert weer en ik raak afgeleid met mijn gedachten. Dat vertel ik hem ook.
‘Je probeert iets uit mij te halen,’ zegt hij, ‘maar dat moet ik weer aanvullen. Dit gesprek kost mij energie. Kom nog maar es terug. Als ik meer reserve heb.’
Ik begrijp dat ik op een verkeerd moment kom en vriendelijk nemen we afscheid.”

Het gebeurt af en toe dat het een dier niet uitkomt als ik wil communiceren. Soms wordt ie wat overrompeld en wil hij na even wachten wel, maar soms moet ik echt een andere keer terugkomen. Ik hou daar wel van…

 

Een egel in de stad

M: Dag meneer of mevrouw egel. Vanavond rook mijn hond jou en we zagen elkaar even. Het leek me leuk om contact op te nemen en te vragen hoe jij nu zo midden in de stad kunt overleven. Wil je met me praten?
E: Het is mevrouw egel en ik wil wel met je praten.
M: Hoe ben je zo op deze plek terecht gekomen? Het ziet er voor mij uit als een grote bloembak op een ondergrondse parkeergarage en daar kun je toch als vrij levend dier niet overleven?
E: Het lijkt voor jou misschien een grote bloembak, en dat is ook zo op de plek waar je mij gezien hebt, maar aan de andere kant kan ik er gewoon in lopen en ook weer uit lopen. Daarnaast is dan een grote tuin van die grote witte villa en er zijn nog een heleboel tuinen waar ik ook kan rondlopen. Dus maak je geen zorgen om mijn territorium.
M: Daar ben ik blij om. Ik had me niet gerealiseerd dat je er aan de andere kant gewoon in en uit kunt en als dat kan heb je inderdaad best veel vrije ruimte om te leven. Het maakt wel een stenige indruk maar ik besef nu dat er ook veel leefruimte in tuinen voor jou is.
E: Ik voel me in dit gebied thuis en ben er enkele jaren geleden ook geboren. Er zijn hier nog meer egels die in de tuinen rondlopen.
M: Goed om te horen dat dit in de stad dus ook kan. Hoe leven jullie hier?
E: Wij leven meestal solitair als egels, hoewel we natuurlijk ook een partner nodig hebben om kindjes te krijgen, maar daarna is dat weer over en verzorg ik de kindjes alleen. Ik leef van slakken, wormen, kevers en andere kleine diertjes die ik op de grond vind. Egels hebben een hekel aan kou en vocht. Dus doen we een winterslaap wanneer het te koud wordt. Die slaap doen we in ons nest waar we toegedekt slapen onder een dekje van bladeren en mos en wat we verder nog vinden als nestmateriaal.
M: Nou dank je wel dat je me hebt laten zien hoe je in de stad leeft en dat dat dus goed kan, dat wist ik niet. Wil jij nog iets kwijt?
E: Nee dank je, het was grappig met een mens te praten, had ik nog nooit gedaan.

Sinds dit gesprek komen we mevrouw egel bijna iedere avond tegen, zo leuk!

210709

Het is tijd

Sjaan is al negen jaar en twee weken mijn trouwe compagnon.

Tijdens gesprekken met dieren ligt ze op mijn schoot of onder de tafel. En als ik achter de computer aan het werk ben, zit zij op de stoel naast me.

Vaak is zij de reden waarom ik stop met werken om naar buiten te gaan.

Vandaag stond ze ineens op tafel, tussen de laptop en mij in.

Op zo’n moment gaan we niet in gesprek, maar later wil ik toch weten hoe ze dat nou had.

“Ja, je wilde al een paar keer bijna weg. Iemand moet op een keer een punt maken en ik denk dat ik beter weet wanneer het echt tijd is.”

Daar heeft ze wel gelijk in. Het is zo makkelijk om maar door te gaan.

“Bovendien had ik al een paar keer aanwijzingen gegeven,” vervolgt ze licht verwijtend.

Ik voel me bijna op het matje geroepen.

Ik denk aan al die keren dat ze bij vergaderingen, bijeenkomsten en cursussen is en altijd zo braaf ligt te slapen.

“Ik doe het, maar je kunt ook overdrijven,” haakt ze in op mijn gedachten.

Ze heeft haar punt wel gemaakt. Ik heb het begrepen en ik vraag of ze nog wat te zeggen heeft want dieren krijgen bij mij altijd het laatste woord.

“Volgende keer iets eerder luisteren. Dat scheelt mij een hele klim.”

“Wat is de opzet van vakantie?”

Deze vraag kreeg ik eens van een hond tijdens een gesprek waarin ik tolkte.

Er zijn vele antwoorden op te geven natuurlijk maar als tolk moet ik me beperken tot wat de betreffende mensen vinden van vakantie.

Als ik voor mezelf spreek: vakantie is even tijd nemen voor andere dingen en even uit je stramien.

Dus deze week geen AnimalTalks bericht van mij :).

De meeuwen

Heel vaak trekken er enorme groepen meeuwen langs en over ons schip. Vroeger zei een van de kinderen dan: ‘O mam, het gaat weer meeuwen!’
De meeuwen zitten ’s nachts in grote groepen in de haven en als ik op tijd buiten ben (als het nog niet helemaal licht is) dan zie ik hoe de groep zich oplost.
Ik vraag de meeuwen of het klopt dat ze ’s nachts bij elkaar zijn en overdag alleen.
‘Overdag vliegen we uit. Ieder gaat voor zich maar toch zijn we een geheel. ’s Avonds komen we als groep terug. We houden het warm met elkaar (in de zin van beschermd) en in de winter houden we het ijs weg.’
Het beeld dat ze me doorgeven is dat ze ’s nachts een concentratie meeuwen zijn en overdag uitvliegen. Het doet me denken aan een bloem die zich ’s nachts sluit en in de ochtend weer opengaat.
Ik ben altijd gefascineerd door de snelheid waarmee ze vliegen in de groep. Volgens mij botsen ze niet en ik vraag hoe dat komt.
‘Je weet elkaars ruimte en komt niet in andermans vliegruimte,’ antwoorden ze. ‘Je geeft allebei mee. Conflicten ontstaan als één niet meegeeft. Met zo’n houding zouden we als groep niet kunnen vliegen.’
Ik vergelijk het met mensen en vraag of het voelt als inleveren als je ruimte moet maken.
‘Inleveren? Nee, er is ruimte genoeg.’
Ze laten zien dat de vliegvorm steeds verandert, de continue beweging zorgt steeds voor andere vormen.
‘Je kent elkaars ruimte en respecteert die,’ is hun logische redenering.
In vergelijking met hen zie ik hoe vast wij mensen zitten.
‘Mensen kunnen ook niet vliegen.’ De meeuwen laten me voelen dat zij de menselijke vorm als erg beklemmend ervaren.
Op de een of andere manier meen ik het op te moeten nemen voor mensen en laat zien hoe wij ons ook door de lucht kunnen verplaatsen.
Er wordt gebromd dat mensen zich láten vliegen.
‘Jullie blijven afhankelijk van voertuigen of ander materiaal.’
Ik moet ze helemaal gelijk geven. Het is heerlijk om de vrijheid van de vogels te voelen.
Het maakt dat ik moet lachen om ons, mensen: waar maken we ons toch allemaal druk om?!

 

Quality time

Als we een gesprek afsluiten krijgt een dier altijd het laatste woord. Dat vind ik een goede gewoonte die ik erin houd.
Na een vlot gesprek met een hond waarin alles helder verliep en de eigenaar alles herkende, stelde het diertje me op het eind voor een raadsel.
Hij liet een koekje zien dus ik vroeg of hij wel eens koekjes krijgt.
‘Nee, eigenlijk niet. Door de medicatie heeft hij de neiging te dik te worden en de dierenarts zei dat hij tere pootjes heeft dus ik pas erg op met zijn voeding,’ antwoordde de eigenaar.
Ik bleef het beeld echter maar door krijgen van de hond en helaas moesten we het gesprek afsluiten met iets dat we niet begrepen.
Tot de vrouw ineens riep: ‘O … wacht even! Als ik thuis kom van mijn werk drink ik altijd een kopje thee en daar neem ik een biscuittje bij. Hij krijgt dan een heel klein stukje. Dat is ook het enige dat hij krijgt!’
Meteen begreep ik wat de hond bedoelde: dit soort momenten is quality time!