Dieren kunnen door hun aard heel andere belevingen hebben dan mensen. Dat geeft vaak verrassende inzichten en echt, met dieren kun je lachen!

Kinderboerderij: hangbuikzwijn

M: Dag mooie varkens, jullie komen wat chagrijnig over, maar kan ik wel met jullie praten?
V: Natuurlijk kan dat en we zijn helemaal niet chagrijnig, hoe kom je daarbij?
M: Jullie maken die indruk met je snoet en je geknor en dat jullie elkaar af en toe even wegjagen.
V: Dat is normale gang van zaken. Nee, als we chagrijnig zijn dan zijn we dat ook echt. En dan wil je niet bij ons in de buurt komen.
M: Is dit dan jullie houding om zo veel mogelijk met rust gelaten te worden?
M: Sorry voor onderbreking. Ik werd gebeld en moest even weg om wat te doen.
V: Dat is nu precies jullie probleem. Je laat je door van alles en nog wat afleiden en alles is belangrijker dan met dieren omgaan.
M: Nu voel ik me schuldig, maar toch ook wel een beetje te hard aangepakt. Natuurlijk zijn deze gesprekken belangrijk, maar ik heb ook andere bezigheden en die zijn ook belangrijk voor mij. En nu ben ik even druk met andere dingen. Toch wil ik het gesprek graag afmaken. We hadden het over jullie knorrige humeur. Is dat standaard of een houding?
V: Dat is min of een standaard houding. We zijn nu eenmaal knorrige dieren en daar genieten we van. Dat knorren kan ook heel tevreden klinken, dus het is de toon die de muziek maakt.
M: Hoe voelen jullie je op de kinderboerderij thuis?
V: Ik moet zeggen best wel goed. Ik moet weliswaar de hele dag met die knorrige oude vent naast me optrekken, maar er is slechter gezelschap. Van de kinderen hebben we niet veel last. De meeste vinden ons maar enge beesten en dat is jammer, want wij varkens zijn eigenlijk wel schatjes. We zijn niet echt knuffelachtig, maar het is toch leuk om naar ons te kijken?
M: Ja, ik vind jullie wel twee schatjes zoals jullie lopen rond te scharrelen en wens jullie nog veel plezier in dat leven en leuk dat je zoveel humor hebt in al je knorrigheid.
V: Ja, dank je wel. We knorren wat af hier en zien je graag weer een keer terug.
240716

Jonge katjes aan boord

Ik had me voorgenomen om geen dieren meer in huis te halen en een uitsterfbeleid te hanteren. Maar ja, ineens heb ik besloten om twee kittens op te nemen in ons huishouden. Ik had natuurlijk een lange lijst aan bezwaren in mijn hoofd maar op een zwak (?) moment heb ik die lijst aan de kant geschoven en heb ja gezegd tegen hun komst. Inmiddels zijn ze er een week en is het tijd voor een gesprekje.

Eerst maar met Sjaan, de hond. “Je had wel verteld dat ze zouden komen maar dat het zo leuk was wist ik niet,” zegt ze meteen. Ik merk op dat ze een andere interesse in de katjes heeft dan in honden. “Ja, het zijn grappige dieren. Die oren…” Het lijkt wel of ze ze vriendelijk uitlacht. “Ik wil wel spelen met ze maar ik weet niet hoe.” Ze laat zien dat de omgang met honden altijd iets van concurrentie heeft. Honden hebben dezelfde interesses. Bij katjes is dat anders en Sjaan is heel tolerant en nieuwsgierig naar ze.

Dan naar Roderick. Ik maak contact met hem en dan noem ik altijd mijn naam. “Ik wist niet dat je Piek heet,” hoor ik meteen. Opmerkelijk. Dat ben ik kennelijk vergeten te zeggen. Roderick laat zien dat ik al had laten weten dat ik ze op kwam halen. Nou, dat heb ik dan wel goed gedaan. Ik loop met hem in beeld door hoe de autorit ging en het aankomen in het schip. Hij voelde zich meteen veilig. Dat verbaast me omdat de omgeving, de geluiden en de geuren toch heel anders zijn dan in de eerste 12 weken van zijn leven. “Ik kan me snel aanpassen,” zegt hij en dat kan ik me ook voorstellen bij hem. Nogmaals laat hij zien dat hij zich veilig voelt en zoals ik het interpreteer heeft dat te maken met een algehele sfeer van er mogen zijn. Dat is fijn om te zien.

Boudewijn wil wat meer afstand en dat laat hij ook zien in het gesprek. Waar Roderick vlakbij me in beeld kwam, zit Boudewijn een eindje verderop. Ook in het fysieke verschuilt Boudewijn zich graag achter Roderick. Niet omdat hij bang is, maar Roderick is iets meer op mensen gericht. Met Boudewijn heb ik het over Sjaantje. “Die wil meer dan ze nu doet,” merkt Boudewijn op. Ik kan me dat voorstellen. Sjaan wil wel spelen maar ze is een hond en beheerst het kattenspel niet. Ik laat Boudewijn zien waar de kattenbakken zijn. Hij gebruikt ze niet maar poept en piest er naast. “Wat ben jij streng,” ketst hij in beeld terug. “Nee, ik ben niet streng maar ik wil niet dat het een zooitje wordt en dat het gaat stinken. Ik zie niet altijd waar je piest en dat vind ik vies.” Ik laat hem nogmaals zien hoe dat gaat op een kattenbak en ik hoop dat hij het gaat oppakken. Er zit een eigengereidheid in deze kat. Hij laat zich niet zomaar iets vertellen.

Dan naar de papegaai. “Heb je ze voor mij in huis gehaald?” vraagt hij. Ik grinnik. Destijds heb ik cavia’s in huis gehaald omdat ik voorzag dat het stil zou worden als de kat er niet meer zou zijn. Maar deze katjes heb ik niet speciaal voor hem gehaald. Pepijn vindt het wel leuk dat ze er zijn. “Al die actie is vermakelijk. En het maakt de atmosfeer minder stilstaand. Ik observeer en ik geniet. Verder ga ik mijn eigen gang.” Omdat het zomer is heeft hij de mazzel dat hij zowel naar binnen als naar buiten kan en zo kan hij inderdaad kiezen waar hij is. Het is grappig dat hij laat zien dat ik geniet van de katjes. “Dat is belangrijk voor jou. Dat jonge spul breekt je open,” zegt hij. En als ik daarover nadenk klopt dat inderdaad. Jonge dieren en jonge kinderen maken iets los in me: de heerlijke onbevangenheid, het zijn in het nu en alles onbevooroordeeld ontdekken met alle zintuigen.

Ontmoeting op de hei

Vanochtend liepen Kaila en ik voor onze ochtendwandeling op de hei. Kaila is een echte ballendief en zodra ze de kans krijgt om een andere hond een bal af te pakken, zal ze dat doen, zodra de bal even onbeheerd is. En dan rent ze weg en van teruggeven is geen sprake. Na verloop van tijd verliest ze echter haar belangstelling in de bal en kan ik hem pakken en eventueel teruggeven. Uiteraard doen zich soms wel eens incidenten voor, zo ook vanochtend.

M: Kaila, wat gebeurde daar nou?
K: Ik had de bal in mijn bek en liep tussen twee Rhodesian Ridgeback’s door en de ene snauwde naar me en dat pik ik niet. Dus blafte ik, maar dat was niet indrukwekkend want ik had de bal nog in mijn bek en dat blaft lastig. Dus liet ik de bal los en heb ik hem van repliek gediend en dat klinkt heftig.
M: Dat klinkt inderdaad altijd heftig, je bent dan zo fel met ontblote tanden en heel veel gescheld.
K: Dat is ook nodig, anders maakt het geen indruk en vallen ze me lastig. En ze liepen netjes door na mijn antwoord op de snauw.
M: Ja, dat viel me ook op, dat ze, hoewel met z’n tweeën, netjes doorliepen en je met rust lieten verder.
K: Zo hoort het ook, de hei is mijn plek en zij waren te gast en moeten zich ook zo gedragen.
M: Waarom zeg je dat de hei jouw plek is, er lopen toch heel veel andere honden ook rond?
K: Dat is ook hun plek, maar deze honden horen hier niet thuis, het waren gasten, ze komen misschien af en toe en ik loop er twee keer per dag, dan is het toch zeker meer van mij dan van hun?
M: Voelt dat zo?
K: Zeker. Zo voelt dat toch ook voor jou als je in het bos loopt waar jij het beheer doet, dan is dat meer jouw bos dan van andere mensen die daar komen.
M: Daar heb je helemaal gelijk in. Maar ik heb me nooit gerealiseerd dat het zo werkt. Ander vraagje, waarom steel je graag ballen van anderen en verlies je daarna de belangstelling in de bal en laat je hem rustig ergens liggen?
K: Als een andere hond met een bal speelt vind ik dat heel leuk en wil ik ook spelen. Daarvoor moet ik de bal zien te veroveren, ik pak hem nooit af, alleen pak ik hem snel als de bal even onbeheerd ergens ligt of valt. En dan is het spelletje voor mij dat jij probeert de bal van mij af te pakken en dat doe je niet slim, ik ben je altijd te snel af. Maar zolang jij probeert de bal van mij af te pakken is het een leuk spelletje. Als je daarmee ophoudt, is voor mij de lol er af en dan heb ik ook geen belangstelling meer voor de bal. Dan laat ik hem ergens liggen en loop ik verder.
M: Duidelijk.

Ik wil nu proberen met de twee Ridgeback’s te praten om hun kant van het verhaal te horen.

M: Wie van jullie wil met me praten?
R: Ik wil dat graag.
M: Vertel waarom snauwde je tegen Kaila in het voorbij lopen?
R: Ze liep zo arrogant tussen ons door met die bal uitdagend in haar bek, dat ik dacht, ik geef even een snauw, kijken wat er gebeurt. Het was een beetje pestgedrag van mijn kant. Maar het was duidelijk, dit is een hond die niet over zich heen laat lopen.
M: Ja, dat maakte ze wel duidelijk. Maar ze vindt ook dat je een te grote mond had voor een gast op de hei, wat vind jij daarvan?
R: Ik weet niet of ik dat met haar eens ben. De hei is een plek waar alle honden mogen loslopen en wij komen er ook graag, maar niet vaak.
M: OK, duidelijk verschillende temperamenten dus.
R: Daar lijkt het wel op.
M: Wil je nog wat kwijt?
R: Wij Ridgeback’s zijn eigenlijk hele lieve en aardige honden en in dat opzicht krijgen we nu weer een slecht imago omdat jij over die snauw begon, dat is jammer.
M: Ik weet het, wij hebben ook heel veel jaren een aantal geweldige Ridgeback’s mogen begeleiden en jullie zijn super lieve honden, maar als je zomaar een snauw geeft, dan ben je wel zelf verantwoordelijk voor je imago.
R: Dat was dus misschien niet zo verstandig? Niet iedereen snapt mijn spelletjes die ik speel blijkbaar.
M: Nou, dank je wel voor dit gesprek.
240609

Eend Emma heeft jongen

Eend Emma is dit voorjaar twee jaar oud. Ze is geboren uit een eend die altijd aan boord kwam eten. Emma heeft een gat in haar snavel waardoor haar tong er uit hangt. Dappere Emma heeft bij ons aan boord een vast plekje gevonden op het dak van de vogelkooi en op het dak van de stuurhut. Daar komt ze dagelijks eten en een deel van de dag en de nacht brengt ze aan boord door.

Emma is aangenaam gezelschap, zowel voor de mannelijke eenden die ze altijd om zich heen heeft als voor mij.

In het voorjaar begon Emma eieren te leggen. Ze heeft op drie plekken aan boord geprobeerd de eieren uit te broeden. Iedere keer werden de eieren gepakt door kraaien en ratten en de finishing touch deed de hond die de laatste restjes uitlikte.

Uiteindelijk koos Emma voor een plek aan de overkant. Ze wilde me niet zeggen waar precies. ´Geheime plek.´ Af en toe kwam ze heel snel wat voer halen. Ik kon binnen aan haar snelle korte gesnater altijd precies horen dat zij eraan kwam. Alsof ze bedoelde: ‘Snel, schiet op, ik kan nu even weg van mijn nest.’

Een heel aantal dagen zie ik Emma niet. Alleen haar vriend is aan boord maar hij is veel schrikachtiger en vliegt vaak op als ik langs loop.

En dan op een goede dag zie ik haar zwemmen met wel zeven kleintjes om zich heen! Die Emma, het is gelukt. Vorig jaar was ze in één dag al haar jongen kwijt maar dit ziet er heel stabiel uit.

Ik heb Emma niet weer gezien. Noch met haar jongen, noch aan boord. Tijd om een gesprekje aan te gaan.

Ze laat meteen weten dat ze er even niet is. “Ik ben in veilig gebied, waar ze me niet kennen.” Zal ze die mannetjes bedoelen die haar steeds maar niet met rust lieten?

Ik zeg haar dat ik blij ben voor haar dat ze de eieren heeft kunnen uitbroeden. “Ja, de omstandigheden moeten goed zijn,” geeft ze door.

Ik merk aan haar dat ze gegroeid is door haar moederschap. Het zou mij niet verbazen als ze nog één of twee jongen over heeft. Ik laat haar weten dat ik natuurlijk nieuwsgierig ben maar dat ze zich niet hoeft laten zien aan mij met haar jongen. Veiligheid gaat voor.

Alles aan Emma voelt volwassen en verantwoordelijk. Ze lijkt nu echt bezig met haar oertaak: de jongen groot brengen. Ze voelt als op en top eend. Helemaal gespitst op haar taak. “Zo dadelijk heb ik de veren weer vrij,” merkt ze op. Misschien zei ze dat omdat ik liet doorschemeren dat ik haar wel een beetje mis aan boord.

Ik heb nog één vraag aan haar, namelijk hoe het voor haar was om steeds een stel eieren niet uitgebroed te krijgen. Bij Emma geen lege-nest-syndroom… ze is iedere keer gewoon weer opnieuw begonnen.

Haar vriend zit trouw te wachten op de dakjes van het schip. Regelmatig komen drie andere mannen erbij zitten en een zaadje meepikken van het voer dat ik voor de vogels neerleg. Ik ben benieuwd wanneer Emma’s taak erop zit en ze weer terugkomt.

De ree op de loskade

Een eend liet me al eens weten dat ik zo weinig zie van wat er om me heen gebeurt. Gelukkig heb ik de hond die op een dag luid blaffend aan dek stond. Een beetje geïrriteerd keek ik op en zag een ree.

De ree stond op een zeer buitengewone plek: op de loskade van een zand- en grindbedrijf. Hij stond ons rustig aan te kijken en na een aantal minuten liep hij heel bedeesd weg.

Uiteraard maakte ik contact met hem. Hij kwam een beetje verdwaasd over maar niet geschrokken. Meer zoiets van: waar ben ik nu beland?

Ik zei hem dat hij nogal verdwaald was. Dat vond hij een vreemde opmerking. Hij was gewoon aan de wandel en was hier beland. Hoe kwam ik erbij dat hij verdwaald was?

Nou, uit koers geraakt dan? Ook dat vond hij een vreemde gedachte. Hij liet wel weten dat hij al het steen en beton niet apprecieerde.

We raakten een beetje in een soort spraakverwarring. De ree begreep niet waarom ik vond dat hij op een bepaalde plek hoorde te zijn en te blijven. Ik begreep van mezelf dat ik kennelijk vond dat dieren, net als wij, op een vaste plek moeten zijn.

We hadden een beetje een vreemd contact. We begrepen elkaar wel en niet. Hij was er volgens mij niet helemaal met de kop bij. Dat kon ik me wel voorstellen gezien de gekke plek waar hij zich bevond.

Een paar dagen later laat hij weten dat het hem goed gaat en dat ik moet ophouden met me zorgen te maken. Het gebeurt wel vaker dat hij op onverwachte plaatsen is. Daar heeft hij geen moeite mee. Alleen voelt hij zich vaak genoodzaakt om snel te reageren (vluchten) waardoor hij niet goed kan kijken. En ja, dan kom je op onverwachte plekken.

Van de ree begrijp ik dat hij in het moment leeft. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Ik heb sterk het idee dat deze ree behoorlijk nieuwsgierig van aard is. En dat kan inderdaad tot verrassende avonturen leiden.

Met excuses voor de slechte foto maar ik vond het leuk om het echte beeld te laten zien.

Uit de praktijk

De dieren voor wie ik getolkt heb, hebben me weer mooie dingen laten zien.

Er stond een afspraak gepland voor een kat. Op het moment dat ik belde vertelde de vrouw dat de kat sinds de dag ervoor niet was thuisgekomen. Iets wat hoogst ongebruikelijk was voor het dier. Ik kreeg het woord verstoppen door. Maar ja, wat kon ik daarmee. Bovendien raakte ik wat in de stress toen ik het woord vermissing gebruikte naar de vrouw. “Wie zegt dat ik vermist ben? Ik zit hier gewoon,” hoorde ik de kat zeggen. De volgende dag bleek de kat in een kast te zitten. Zou hij zich verstopt hebben voor het gesprek?

Een kat met gezondheidsproblemen laat zien dat hij niet wil dat er moeilijk gedaan wordt over zijn gezondheid. Hij laat weten: “Ik leef zolang ik leef.” Hij wil het leven helemaal benutten en laat zien dat de pot op een gegeven moment leeg is. En dan is het goed geweest.

Een hond laat weten dat hij niet zielig gevonden wil worden. “Iemand zielig vinden is iemand klein maken,” zegt hij.

“Heb ik last van verlatingsangst, zeg je? Ik heb last van verlatingsfeit!” Aldus een hond.

Aangelopen katertje

Ik word door een vriendin in een andere plaats gebeld: er is een jong katertje komen aanlopen. Kan ik achterhalen waar die thuishoort?
Als ik contact gemaakt heb vertel ik hem dat hij in het verkeerde huis zit.
‘Ik vind het wel leuk,’ antwoordt hij. ‘En de mensen vinden me leuk.’ Ik leg het diertje uit dat de mensen waar hij bij hoort vast heel bezorgd zijn dat hij weg is. ‘Met mij gaat het goed.’ Hij heeft nergens problemen mee.
Ik probeer te achterhalen wanneer hij naar buiten gegaan is en hoe hij toen gelopen is. Meteen zie ik hem spelen in de sneeuw en ik krijg sterk de indruk dat hij al spelend verder en verder gegaan is. Er is voor mij dan ook geen touw aan vast te knopen hoe hij de route spelend en verkennend heeft afgelegd.
Als ik hem vraag hoe zijn huis eruit ziet krijg ik het beeld van een hoekhuis en een glazen pui. Maar ja, vindt dat maar es in een nieuwbouwwijk.
Ik kom niet verder met dit kleine ondeugdje. Hij heeft het reuze naar zijn zin waar hij nu is en heeft daar lekker gegeten, vertelt hij. Ik heb erg veel lol om dit jolige diertje maar kan de vriendin niet meer dan deze informatie geven. Volgens mij gaat het wel goed komen, ook omdat ze de dierenambulance en Amivedi al ingelicht hebben.
’s Avonds krijg ik een mailtje dat een van de dochters de eigenaren via social media heeft gevonden. Het katje is inderdaad een allemansvriend en hij woont in een hoekhuis met heel veel glas. De kleine Pinokkio is weer thuis!

De muis die mij via de buurtapp kent

Ik ga zitten en stel me open voor welk dier er ook maar binnen wil komen. Een muis meldt zich.

Mu: Ik ben een stadsmuis en wil best graag met je praten.
M: Waarom wil je praten?
Mu: We wonen vlak bij elkaar en ik weet van jou af, maar heb je nooit gezien.
M: Hoe weet je van mij als je me nooit gezien hebt?
Mu: Dat is een raar verhaal. Een tijd geleden heb je gesproken met een egel hier vlakbij en die egel was wel blij met het gesprek en deelde die ervaring met zijn buurt. Misschien moet je over een soort buurtapp spreken. Alleen wij dieren hebben daar geen technische apparatuur voor nodig, dat is onze gewone communicatie. Zoals mensen langzaam beginnen te begrijpen dat bomen ook communiceren met elkaar en elkaar waarschuwen voor dreigend gevaar, kunnen wij dieren dat nog veel eenvoudiger, namelijk zoals wij nu ook met elkaar ‘praten’.
M: Wat spannend dat je me dit vertelt want ik had geen idee dat dieren ook buiten hun eigen groep met elkaar communiceren.
Mu: Zo zie je maar weer hoe weinig jullie mensen van ons dieren begrijpen. Maar goed, zo hebben wij een soort buurtapp, waarin we elkaar waarschuwen voor komend gevaar, zoals wanneer er weer een kat in de buurt op jacht is. Gewoon langslopende katten zijn geen probleem, zolang wij ons niet laten zien. Maar katten die op jacht zijn, zoeken overal naar ons en dan moeten we oppassen. Maakt het leven van een stadsmuis ook wel een beetje spannend, heeft wel wat. Ik heb hier een heel goed leven. We wonen tegen een huis aan en daar hebben we ons hol gebouwd en daar hebben we dit jaar al een aantal nestjes gehad, heel gezellig. Niet iedereen overleeft dat, maar dan moeten ze maar goed opletten.
M: Dus je bent wel tevreden over je leven?
Mu: Zeker, dit is een prima leven. Zelfs in de koude winter hebben wij geen probleem om in leven te blijven. Ons hol is goed en eten is er in de stad altijd in overvloed. Mensen gooien zoveel weg, onbegrijpelijk.
M: Wat leuk dat jij contact met me opnam. Dank je wel. Wil jij nog wat kwijt aan mij?
Mu: Ja, als je dit als blog verwerkt zullen veel mensen denken dat je een beetje geschift bent, maar ik weet beter en veel dieren met mij. Succes met je dierenverhalen, het is belangrijk wat je doet.

240409

 

Spontaan contact overleden hond

Er is van alles te denken en te zeggen over overleden dieren. Is contact nog mogelijk, leven ze ergens anders nog door?

Jaren geleden hoorde ik dit verhaal van iemand en naar mijn idee kan niemand hier omheen…

 

Een vrouw die bij oude mensen werkt, vertelt hoe de ontmoeting met een nieuwe bewoner van het huis ging:

“Ik ging met onze Jack Russell Mike naar mijn werk. Ik stelde me voor aan de voor mij nieuwe vrouw en ze zei: ‘Ik zie een wit hondje achter je.’

Mike heeft veel donkere kleuren in zijn vacht, dus ik dacht bij mezelf: ‘Die is ver heen’.

‘Ik zal es vragen hoe hij heet,’ ging de vrouw verder.

Ze was even stil en zei toen: ‘Hij heet Fred. Hij heeft je altijd beschermd, zegt hij, daarom is hij hier nu ook.’

Meteen schoten twee collega’s en ik helemaal vol. Fred was een zeer geliefde hond die acht maanden geleden is overleden. Hij ging net als Mike vaak mee naar mijn werk.

Terwijl wij stonden te snotteren, hoorden we een andere bewoner zeggen: ‘Dachten we van dat rotbeest af te zijn, komt ie weer mee!’ “

Rozette en het katertje

De trouwe bloglezer van AnimalTalks is vast bekend met poes Rozette. Sinds september 2020 zijn er zeven blogs verschenen over haar en haar buitenleven. In september 2023 kreeg ze gezelschap van een jong katertje. Hoe gaat het inmiddels met ze? Weer tijd voor een gesprekje.

Als ik Rozette benader is ze rustig en zeker van zichzelf. Ze heeft haar nachtplek waar ze zich kan terugtrekken en ongestoord kan leven. Maar haar oude woonplek beschouwt ze ook nog van zichzelf. De kleine belhamel kan ze er nu prima bij hebben. “Hij stoort me niet. Ik ben de oudste, rustig en stevig. Hij accepteert dat. Hij doet groot en stoer maar hij is maar wat blij met mij. Zonder mij is hij niks.”

Wat ik begrijp van Rozette is dat hij aanvankelijk van Rozette’s vangst at en dat hij heeft afgekeken hoe zij het deed.

Ik laat Rozette zien dat de kleine kat steeds meer op mensen gericht is en zich ruimschoots laat zien aan mensen en met mensen en honden meeloopt op de dijk. “Ik ben selectief,” antwoordt Rozette. “Ik ben meer op mezelf. Geef me trouwens maar iets tegen stramheid, ik word wat ouder.”

Na het contact met Rozette ga ik naar de kleine boef. Dit katertje straalt van jeugdige overmoed. Hij wil erop uit, dingen beleven. Daarbij is hij echt een clown.

“Waar kom je vandaan?” vraag ik hem. “Wat doet het ertoe? Ik ben er toch?!” is het antwoord.

Alles is feest voor dit diertje. Hij laat me zien dat hij zich zo vermaakt! En ja, hij heeft Rozette als oudere kat wel nodig. Hij leeft een beetje in haar voetsporen. Hij weet precies wanneer Rozette een grens trekt en naar hem uithaalt en dat is ok voor hem.

Zoals altijd geef ik de dieren het beeld dat ze aan boord kunnen komen als ze willen. Het kleine katertje bekijkt het es en laat, ondanks nieuwsgierigheid, zien dat het hem veel te saai lijkt. Hij houdt van zijn omgeving buiten, van alles wat er gebeurt, van de alertheid die er bij het buiten wonen hoort. Vooralsnog is het leven één groot feest voor dit vrolijke diertje.