Dieren kunnen door hun aard heel andere belevingen hebben dan mensen. Dat geeft vaak verrassende inzichten en echt, met dieren kun je lachen!

Hyronimus 3: Hyronimus wil weer praten

De buizerd laat me de hele dag weten dat hij er is en wil praten. Gisteren heb ik de buizerd zien vechten met een andere buizerd op het grasveld. Ik heb het niet goed gezien, de andere vloog onmiddellijk weg nadat hij mij achter de ramen zag. Dus het is maar een flits geweest van een gevecht. Maar ik ben er erg van geschrokken en heb het gevoel overgehouden dat hem wat mankeert.

B: Waarom heb je zolang gewacht, je begreep toch dat ik wilde praten?
M: Ja dat begreep ik, maar ik was druk aan het werk, maar nu zit ik klaar.
B: Ik zag dat je gisteren gezien hebt dat ik ruzie had, ben je erg geschrokken?
M: Ja, we schrokken erg en maakten ons zorgen.
B: Had je eerder moeten praten, er was niets aan de hand. De kinderen zijn al een tijdje uitgevlogen en we wennen ze nu dat ze zelf moeten jagen en eten, dat gaat ze niet altijd gemakkelijk af en dan komen ze weer bij mij dat ze eten willen en deze was heftig, maar ik heb hem mijn rug toegekeerd, zodat hij begreep dat hij niets meer zou krijgen en daar was hij boos over.
M: Dat heb ik totaal niet begrepen. Ik maakte me zorgen dat je gewond was en dat je op de grond in de struiken moest overnachten. Ik ben zelfs in de tuin naar je op zoek gegaan.
B: Je had het me gewoon kunnen vragen.
M: Maar ik ben onzeker over onze gesprekken en weet niet of het echt is en daarom durf ik niet zomaar te praten en wil ik eerst de juiste rust om me heen maken, zoals nu. (Ik ben weer speciaal in mijn werkkamer gaan zitten voor dit gesprek)
B: Dat is mooi maar volgens mij kunnen wij op ieder moment van de dag praten, ook als je druk bent, je moet alleen even alles loslaten.
M: Mijn vrouw vraagt of je een naam wilt krijgen, zodat we weten met wie we praten.
B: Je praat toch alleen met mij, dus dat is niet moeilijk; maar als je me graag een naam geeft doe dan maar.
M: Mat vind jij een leuke naam?
B: Hyronimus
M: Dat klinkt ouderwets en ook wel deftig.
B: Vind je hem niet mooi?
M: Moet er wel even aan wennen, maar hij is zeker mooi.
M: Heb je nog wat te vertellen?
B: Je mag best eerder reageren, ik heb vandaag lang op je gewacht, tot ziens.

Ik heb opgezocht wat Hieronimus of Hyronimus betekent: Hieronymus is een Latijnse jongensnaam. Het betekent `heilige naam`.

Hyronimus 2: Elkaar leren begrijpen

De buizerd ligt weer op ons achter grasveld in de koelte van het gras. Hij wil praten, maar ik heb eigenlijk geen tijd. We hebben vandaag onze oppasdag, iedere donderdag, maar we hebben onze kleindochter mee naar ons eigen huis, ze is 17 maanden oud en een echt handenbindertje.

M: Sorry dat ik weinig aandacht voor je heb, maar we zijn druk.
B: Dat zie ik, heb je een pup in huis? (Ik merk dat hij niet altijd de juiste woordkeuze heeft of dat mijn vertaling niet altijd correct is, want dat met die gastvrijheid van het vorige gesprek was volgens mij ook niet een goed woord, hoewel hij het daarna goed uitlegde)
M: Ja, we passen op ons kleinkind op donderdag en vandaag zijn we in ons huis.
M: Mijn vrouw wil ook graag contact met je en ze vraagt of we een kleine waterbak in de tuin voor je zullen neerzetten.
B: Is zij je vrouwtje? Ze mag zelf wel met me praten, zij kan dat. Die waterbak is lief maar voor mij niet nodig, wel voor kleine vogels. (Hij laat me zien waar hij drinkt en baddert als dat nodig is en dat is aan de rand van het meer enkele honderden meters verderop)
M: Waarom kwam je vandaag weer ‘buurten’?
B: Vond het gisteren leuk en er zijn weinig mensen om mee te praten en als ik een boodschap heb, wil ik wel weten wie ik kan spreken.

Als ik een boodschap heb, wil ik wel weten wie ik kan spreken

M: Dat is goed, je mag me altijd ‘bellen’ en daar bedoel ik mee een seintje geven dat je wilt praten. Ik zal proberen te luisteren naar je seintjes, zodat je niet altijd hoeft langs te komen.
B: Dat is goed, dat moeten we samen oefenen want ik weet niet waar jij op reageert anders dan me zien.
M: Ja dat moeten we oefenen en dat vinden we dan wel uit. Waar wil je me voor kunnen waarschuwen?
B: Voor als er dieren of de natuur in nood komen en wij dieren jullie hulp nodig hebben om iets te doen wat wij niet kunnen.
M: Dat snap ik, waar denk je aan?
B: Voor als er jagers in het bos zijn of wanneer er vuur is of ergens een dier gewond is.
M: Hoe zit het dan als jij op een prooi jaagt?
B: Dat is iets heel anders, de dieren waarop ik jaag zijn er voor ons en we zoeken altijd dieren die weinig kansen van overleven hebben.
M: Dat begrijp ik, ik denk dat we het gesprek moeten stoppen, onze kleindochter wil naar buiten en dan word jij gestoord. Wil je nog wat zeggen?
B: Hou haar dan binnen tot we klaar zijn.
M: Dat lukt niet, tot spoedig en laten we oefenen in herkennen.
B: Doen we tot spoedig. Mijn kleintjes doen soms ook niet wat ik wil.

Hyronimus 1: Kennismaking met de buizerd

Vanmiddag ligt er een buizerd op ons achter grasveld in de koelte van het gras. Ik voel me uitgenodigd om een gesprek met hem te beginnen. Maar besef nu nog niet hoe belangrijk deze gesprekken zullen gaan worden. Snel achter mijn bureau in de huiskamer, aarden, aansluiten aan het veld en de buizerd begroeten. Buiten is het 40 graden Celsius, binnen is het ook erg warm.

M: Mag ik met je praten?
B: Ja, jij zit daarbinnen he?
M: Ja, heb jij het zo warm dat je al een uur in het gras ligt?
B: Het is heel warm en het gras is koel, maar ik let wel goed op, maak je geen zorgen. (Ik maakte me zorgen of onze poes Tirza niet te veel belangstelling zou hebben)
M: Hoe is het leven als buizerd?
B: Mooi, ik geniet erg van het hoog zweven op de bewegingen in de lucht (hij laat mij zien hoe dat gaat)
M: Zou ik dat door jou kunnen voelen?
B: Ja, als ik jou vertrouw en ik ken je al jaren als bewoners van dat huis, dus mag je even met me mee vliegen.
M: Terwijl je gewoon op het grasveld ligt?
B: Ja dat kan, kom je mee?

Als ik jou vertrouw dan mag je even met me mee vliegen

M: ik krijg het gevoel alsof ik Niels Holgersson ben op de rug van de buizerd en we zweven heel hoog, ik dacht even het eng te vinden zo hoog en zo weinig houvast, maar de buizerd geeft me een heel veilig gevoel en het is geweldig!
M: Dank je voor dit gevoel, maar waarom zweef jij niet daar in de lucht?
B: Vandaag is de lucht heet (het all-time hitte record is vandaag gebroken), normaal is het boven lekker fris met wind, maar vandaag dus niet.
M: Ik heb eigenlijk geen vragen meer, heb jij nog wat te zeggen?
B: Ik hoop dat de nieuwe mensen over een tijd ook zo gastvrij zijn.
M: Wat bedoel je met gastvrij, waarom niet gewoon aardig?
B: Gastvrij betekent dat jullie deel uitmaken van het grotere geheel en je niet afscheiden en je niet ergeren aan de kleintjes (de jonge buizerds) die schreeuwend door de tuin vliegen, voor jullie is dat normaal, het hoort er gewoon bij, zoals jullie er ook gewoon bij horen.
M: Bijzonder om dat te horen, dank je wel, lag je soms in de tuin om het gesprek wat eenvoudiger te beginnen?
B: Ja, je had het in je gedachten al de hele week aangekondigd, moest er maar eens van komen.
M: Nou, heel erg dank je wel.
B: Tot de volgende keer, wacht niet te lang.

Kaila 5: Kaila heeft wat bijsturing nodig

Het gaat steeds beter met Kaila, maar bepaalde aspecten gaan nog helemaal niet goed. Daar spreek ik haar op aan en de antwoorden verbazen me steeds opnieuw. Het is een zelfstandige persoonlijkheid. Daarnaast zijn we haar aan het socialiseren en gaan daarom met haar naar een hondenspeelweide.

M: Dag Kaila, kunnen we weer even samen praten?
K: Ja leuk, ben je tevreden met me?
M: Ik vind dat je grote vorderingen maakt sinds ons laatste gesprek. Je laat Tirza nu veel beter met rust en bent zelf ook een stuk rustiger in huis. Dus dat doe je goed.
K: Ik hoor een maar … (Kaila was aan het spelen en gaat nu rustig aan mijn voeten liggen)
M: Er zijn nog veel dingen die je moet leren, maar we doen echt niet alles tegelijk. Geniet je van je wandelingen op de hondenweide?
K: Ja, dat vind ik geweldig. Heel veel speelvriendjes, de meeste zijn leuk, sommige vind ik eng, die rennen zo hard dat ze me ondersteboven rennen, vind ik niet altijd leuk. En de mensen vinden me weer allemaal prachtig en willen me aaien.
M: Daar hebben we een leerdingetje. Zoals je weet wil ik niet dat je tegen de mensen opspringt. De meeste mensen vinden dat helemaal niet leuk omdat dan hun kleren vies worden. Daar houden mensen niet van.
K: Maar iedereen vindt me zo lief en wil me aaien en wordt blij van me! (Daar heeft ze helaas gelijk in)
M: Ik denk wel dat de meeste mensen je heel lief en leuk vinden en dat blijft ook zo als je niet springt. Je kunt gewoon naast ze staan of zitten en ze aankijken met die prachtige ogen van je en als je je koppie een beetje scheef houdt smelt iedereen, daar hoef je dus niet voor te springen. Dan kunnen ze je aanhalen zonder dat ze zorgen over hun kleren hoeven te hebben. Kun je dat begrijpen en accepteren?
K: Ik ben nog niet overtuigd.
M: Maar je zult toch moeten stoppen met tegen mensen opspringen, anders kan ik je nooit los laten lopen en dan kunnen we niet naar de speelweide.
K: Dat zou wel heel erg zijn.
M: Dan zul je dit soort dingen snel moeten leren. Zullen we daar de komende tijd aan werken?
K: OK, als jullie helpen leer ik het wel, met Tirza is het ook gelukt.
M: Precies en dank je wel voor het gesprek.

Tirza 3: Tirza krijgt complimenten

De verhoudingen tussen Kaila en Tirza zijn wat minder gespannen, er lijkt zich een compromis aan te dienen waar ze allebei mee kunnen leven.

M: Hoi Tirza, mag ik even met je praten en je complimenteren met hoe goed je het doet met Kaila?
T: Dat mag, ik heb begrepen dat Kaila niet zo’n monster is als ze eruitziet. Ik kan haar goed de baas met mijn lichaamstaal en ze mag best af en toe aan me ruiken of een likje geven. Ik kan nog wel van haar schrikken als ze ineens op me afspringt.
M: Dat begrijp ik allemaal, maar je doet het zo goed! Je mag ook best weleens in de slaapkamer op bed komen liggen terwijl Kaila in de bench slaapt.
T: Doe ik misschien wel weer eens, dat lijkt me nu nog wat eng.
M: Dat snap ik, maar we zullen je altijd beschermen en Kaila doet geen kwaad, maar vindt jou wel heel spannend.
T: Dat vind ik ook nog wel een beetje.
M: Dat begrijp ik, maar ik kan je alleen maar complimenteren, je doet het geweldig. Slaap lekker verder.
(Diezelfde nacht komt Tirza bij ons op bed slapen!)

Een gesprek met een kraai in India

Ik heb dit gesprek met een kraai die voor mijn neus in een boom zit. Hij spreekt over een trauma, blijkbaar hebben dieren ook trauma’s uit ervaringen die ze opdoen. Hij spreekt hier over de zware tropische cycloon Vardah (in India worden orkanen cyclonen genoemd), die de stad en omgeving van Chennai trof.

M: Beste kraai, je zit alsmaar mijn aandacht te vragen, zullen we praten?
K: (kraai vertrekt)
M: Sorry, ik zal me eerst fatsoenlijk voorstellen, ik ben …, kunnen we nu praten?
K: (kraai is weer terug, zit nu op de grond voor mij). Wat ben jij vreemd om met me te praten. (Kraai begint opgewonden te krassen)
M: Zou je het niet leuk vinden met elkaar te praten? Wat wil je vertellen over hoe je leven is?
K: Meestal wel goed, maar die hevige storm/cycloon enige jaren terug heeft wel veel vrienden het leven gekost en zo ben ik mijn vrouwtje kwijtgeraakt.

Die hevige storm/cycloon enige jaren terug heeft wel veel vrienden het leven gekost en zo ben ik mijn vrouwtje kwijtgeraakt

M: Wat erg voor jou en jullie gemeenschap. Hoe hebben jullie het overleefd?
K: We voelden aankomen dat er een zware storm kwam en dus hebben we beschutting gezocht in een grote slaapboom. Maar veel bomen zijn omgewaaid en dan kun je je niet meer vasthouden en dan ben je speelbal van de wind. Die kraaien hebben we niet meer teruggezien. Ik/wij zaten in een boom die heel erg zwiepte, de ene keer vooruit, dan weer achteruit of op zij. Je moest je vleugels gebruiken om in evenwicht te blijven, maar als je dat deed, kreeg de storm vat op je en vloog je zo uit de boom. Zo is mijn vrouwtje verdwenen. Mijn poten zaten om de tak verkrampt en zo heb ik geluk gehad en het overleefd.
M: Wat een heftig verhaal zeg. En gaat het nu wel goed met je?
K: Jawel, ik ben een oudere eenzame kraai, maar kan me goed redden. Ik heb snel door waar eten te vinden is en wanneer, want je moet er snel bij zijn anders eten anderen het op.
M: Dus jij red je goed hier. Vond je de papaja lekker vanochtend?
K: Jazeker, dat was lekker. Waarom ben jij er zo weinig, want ik heb je vroeger vaker gezien, maar nu zie ik je nauwelijks.
M: Ja dat klopt. Het werk dat ik hier doe wordt steeds beter gedaan door de mensen hier, dus hoef ik minder te komen en ik word ook wat ouder.
K: Dat begrijp ik allemaal. Wat doe je voor de vogels hier?
M: Een goede vraag waar ik nog geen antwoord op heb, daar moet ik over nadenken. Mag ik dat later beantwoorden?
K: Dat is goed, kom weer veilig terug.
M: Dank je wel voor het gesprek, wil je nog wat zeggen?
K: Dit was wel grappig dit gesprek.

Kaila 4: : Een gesprek op afstand

Ik ben voor mijn werk een maand in India en probeer op afstand contact te krijgen met Kaila.

M: Hé Kaila, kunnen we even praten?
K: (een en al bedrijvigheid) Waar ben je gebleven, ik mis je, hoewel het heel gezellig is met het vrouwtje.
M: Gaat het goed met je?
K: Zeker, ik groei als kool en iedere dag is een avontuur; het vrouwtje neemt me geregeld mee uit, dan zie ik veel. Dat vind ik leuk. Alleen wil ik ook weleens praten en spelen met andere mensen en honden en vogels.
M: Komen we meteen op een probleem, je rent nog steeds op van alles af, zoals Tirza, mensen in het bos, enz.
K: Heb je hem weer, hebben we even een gezellig gesprekje en je begint meteen te zeuren.
M: Nee, ik zeur niet, dat is opvoeden en hoort bij het groot worden. Tirza is een huisgenoot van ons, zoals het vrouwtje en ik dat ook zijn. Tirza kan heel vredig met je samenleven als jij niet steeds naar haar toe rent. Blijf gewoon zitten als je ziet dat ze komt, ga haar niet begroeten, maar wacht. Je mag naar haar kijken en als ze rustig ligt, mag je wel een keertje rustig quasi nonchalant langs lopen. Meer niet. Later als zij het vertrouwen heeft dat je niets doet, kunnen jullie ruiken aan elkaar. Maar dat duurt nog wel even. Kun je dat geduld opbrengen?
K: Dat klinkt redelijk, maar ik ben een erg enthousiaste hond, ik weet niet of het altijd lukt.
M: Iedere keer dat het niet lukt, duurt het weer langer voor er vertrouwen is. Zullen we hier mee beginnen? Uiteindelijk mag je ook niet meer naar vreemden toegaan om ze te begroeten. Maar dat gaan we nog trainen. Over een paar dagen ben ik weer terug en dan gaan we ook met de hondenschool weer verder. Je moet nog veel leren.
K: Ik verheug me op je terugkomst en de school!
M: Fijn, ik ook. Wil je nog wat zeggen?
K: Nee, tot binnenkort.

Kaila 3: Kaila wordt door mij aangesproken op haar gedrag

Kaila is lastig in de omgang, ze springt tegen iedereen op en heeft eigenlijk gedrag dat we niet willen. Natuurlijk gaan we met haar naar de hondenschool, maar ze heeft een heel eigen mening. Luister maar mee.

M: Kaila, wil je praten?
K: Waarom eigenlijk?
M: Om elkaar beter te leren kennen.
K: Nou ik begin jullie te kennen. Jullie zeggen dat ik in de bench moet vanwege de zindelijkheid, maar ondertussen sluiten jullie me gewoon op.
M: Ja, zo is het begonnen, maar we ontdekten dat jij veel te weinig rust kreeg en daarom hebben we 2x anderhalf uur slapen in de bench ingesteld en dat pakt goed uit.
K: Wat bedoel je daarmee?
M: Doordat je meer slaapt, ben je een stuk rustiger geworden en dat is veel fijner voor jou en voor ons.
K: Ja dat klopt wel.
M: Zie je dat je ons kunt vertrouwen in wat goed voor jou is.
K: Nu nog wel, maar blijft dat ook zo?
M: Luister Kaila, we houden heel veel van je en proberen je op te voeden tot een voorbeeldige hond. Zo’n hond die zich weet te gedragen en die we overal mee naar toe kunnen nemen als je groter bent.
K: Kan dat nu nog niet?
M: Nee, je bespringt mensen, soms ook met vieze poten en dat vinden mensen niet leuk. Niet ieder mens accepteert dat en dan gaan ze je wegduwen en denk jij wat een leuk spelletje. Je moet leren het verschil te zien tussen mensen die je kent en aardig kunt vinden en onbekende mensen, die misschien bang voor je zijn.
K: Iedereen vindt mij geweldig en de meeste mensen gaan glimlachen en worden gelukkig als ik tegen ze aan spring.
M: Dat lijkt misschien zo, maar er zijn veel mensen die het heel naar vinden als je zo doet. Kijk naar het bezoek van gisteren.
K: Vonden die mij dan niet geweldig?

Iedereen vindt mij geweldig en de meeste mensen gaan glimlachen en worden gelukkig als ik tegen ze aan spring

M: Op afstand wel, maar niet als je tegen ze op springt en je vieze poten achter laat.
K: Maar ze aaien me toch?
M: Die meneer aaide je niet, die probeerde je weg te duwen, want hij vond je vies en wild.
K: Meen je dat nou?
M: Ja en dat bedoel ik dat je nog veel moet leren en daar moet je ons in vertrouwen dat we je goed willen opvoeden en dat we daarom weten wat goed voor je is.
K: Probeert jouw vrouw mij ook van zich af te duwen?
M: Nee zij is gek op jou en vindt het heerlijk als je op je rug gaat liggen om geaaid te worden en daar geniet jij ook van.
K: Reken maar dat ik geniet. Ben jij daarom soms zo afstandelijk tegen mij?
M: Dat lijkt afstandelijk, maar is niet zo. Ik probeer om je te leren niet tegen me op te springen en daarom houd ik afstand. Als ik je wil begroeten en aaien wil ik dat doen op de tijd dat ik dat bepaal en niet jij. Zo ook met op schoot zitten. Ik bepaal wanneer ik je op schoot wil hebben en niet jij. Dat is de reden dat je niet zonder uitnodiging op de bank mag springen.
K: Dus jij wilt in alles de baas zijn.
M: Dat is juist en als je mij en mijn vrouw als de baas accepteert, wordt het voor ons allemaal prettiger.
K: Nou dat wordt nog even wennen voor mij. Ik heb me zo groot weten te houden tegenover al die broertjes van mij en nu komt er iemand die zegt de baas te willen zijn. Moet je van goeden huize komen! (Kaila komt uit een nest met 7 broertjes en was het enige teefje)
M: Dat kom ik. Dank je wel voor het gesprek en slaap lekker.

De kraai en de pup

‘Hou die hond bij je!’

Het is alsof ik een mens hoor schreeuwen, maar het is een kraai. Het dier is behoorlijk geagiteerd: hij zat lekker in de uiterwaarden in het gras te zoeken naar eten tot pup Sjaantje achter hem aan ging rennen. De kraai neemt dit kleine zwarte vlekje dat zich zo druk maakt aanvankelijk niet serieus en landt drie meter verderop.

Maar Sjaantje gaat er weer achteraan op haar korte pootjes en de kraai vliegt een paar meter verder, laag over de grond, het nog steeds niet de moeite vindend om hoog op te stijgen. Om vervolgens toch weer weg te moeten vliegen.

Ik voel de ergernis van de kraai groeien. En Sjaan maar lol hebben. Haar spel herhaalt zich een aantal keren. Als ik haar uiteindelijk roep, luistert ze wonder boven wonder en komt hard naar me toe rennen. Tot mijn schrik wordt ze gevolgd door de kraai die een paar meter laag achter haar aan vliegt.

“Ineens zing ik een toontje lager.”

‘Wat deed jij nou gek?!’ zeg ik tegen de kraai als Sjaan en ik weer veilig thuis zijn.
‘Honden wéten dat ze ons niet kunnen pakken!’

De kraai is nog steeds boos dat Sjaantje het lef had om het toch te proberen. En het erge is geloof ik dat hij Sjaan niet indrukwekkend vond qua grootte, maar ze wel een volhouder bleek waardoor de kraai zich toch steeds moest verplaatsen.

’Het is dat jij erbij was, anders…’ dreigt de kraai.
‘Oh, ben je onder de indruk van mij?’ vraag ik verbaasd.

Volgens mij is er niet veel gevaar van mijn kant te vrezen. Als de kraai Sjaan had aangevlogen had ik er niks aan kunnen doen op die afstand. Volgens de kraai straal ik toch een bepaald gezag uit. Ik voel me gevleid.

Ik leg de kraai uit dat Sjaan een jong dier is dat de wereld aan het ontdekken is. Ze is in een nieuwe fase beland en gaat vol jeugdig enthousiasme op verkenning. Ze zal nog wel vaker achter kraaien, meeuwen, eenden en ganzen aan gaan jagen, zeg ik. Dat is het spel. Bovendien vind ik dat deze kraaien zo weinig tegengas krijgen in deze buurt dat hij niet zo geërgerd hoeft te doen over een spelende pup. Een beetje mildheid naar jonge dieren moet kunnen.

‘Kijk maar uit met deze,’ waarschuwt de kraai, ‘deze maakt geen indruk.’

Ineens zing ik een toontje lager. Sjaan is en blijft een klein hondje. Als een roofvogel het maar niet in z’n bol haalt om…

Lessen van een aap

Deze aap ziet meteen aan mij dat ik geen staart heb. Hij blijft me observeren terwijl ik hoor dat een staart belangrijk is voor evenwicht.

‘Hoe kun je dan door bomen slingeren?’ vraagt hij zich af.
‘Dat kan ik niet.’
‘Wat beperkt!’

Er lijkt ineens een kwartje te vallen bij de aap. Hij laat zien dat mensen altijd met auto’s komen, dat ze op de grond blijven, dat ze traag zijn in hun lopen en stijf. Hij vindt het allemaal maar een beetje zielig.

‘En altijd zorgen. Dat houdt ze neer.’

De aap kijkt met verbazing naar mensen met al hun hulpmiddelen (auto’s, kleren, spullen).

‘Ik ben van alles voorzien,’ zegt hij.
‘En als het regent?’ vraag ik slim. Ik zie hem al voor me met een hoosbui over zich heen, zonder paraplu of regenjas.
‘Dat gaat over.’

Omdat ik het net met de krokodil over angst had gehad, vraag ik of deze aap wel eens bang is.

‘Bang? Nee, maar ik moet wel opletten.’

Hij schijnt veel kabaal te maken als er wat aan de hand is, wat een afschrikeffect heeft.

‘Opletten hoort erbij. De onverstoorbaarheid van de krokodil ken ik niet. Dan word ik gegrepen.’

Ik zie een grote hand die hem bij de schouders pakt, dus ik vermoed dat hij ook voor soortgenoten moet oppassen. Zal wel een hiërarchiekwestie zijn.

‘Wat kunnen we van jou leren?’ vraag ik hem.
‘Het zorgelijke is zo kleinzielig.’