Dieren kunnen door hun aard heel andere belevingen hebben dan mensen. Dat geeft vaak verrassende inzichten en echt, met dieren kun je lachen!

Contact hernieuwen

M: Beste Hyronimus, we hebben al lang niet meer met elkaar gesproken en dat vind ik erg jammer.
H: Tja Eddy, maar dat ben jij toch zelf die geen contact opneemt.
M: Dat klopt helemaal, maar jij mag je toch ook wel weer eens laten zien?
H: Je bent het contact een beetje verloren, want je zag me zondag nog duidelijk wegvliegen.
M: Was jij dat? Je zag er zo anders uit, helemaal donker bruin.
H: Wat dacht je van mijn wintermantel?
M: Jij hebt gelijk en vermoedelijk ben ik dan inderdaad het contact een beetje kwijt geraakt. Het lijkt er op dat we in twee verschillende werelden leven. Vroeger kwam ik je dagelijks tegen in het bos, maar daar kom ik nauwelijks meer, helaas.
H: Dat zijn de consequenties van verhuizingen. Dat was jouw keuze en ik zeg niet dat het een verkeerde keuze was, maar het was wel jouw keuze. Daar staat tegenover dat je nu weer nieuwe vrienden maakt op de hei waar je wandelt.
M: Dat klopt, er zijn zoveel mensen die Kaila kennen en door haar mij. Ik weet nog dat ik vroeger tegen Kaila zei dat ze niet naar iedereen toe mocht gaan en er al helemaal niet tegen op mocht springen, maar dan gaf ze me altijd als antwoord: ‘Maar iedereen vindt mij toch lief?’. En daar heeft ze gelijk in, iedereen is dol op haar. Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren?
H: Jullie weten dat Kaila een bijzondere hond is. Jullie vorige hond heeft deze hond voor jullie uitgekozen en toen jullie nog twijfelde over deze hond, liep ze als pup al met jullie mee naar de uitgang omdat ze klaar was om met jullie mee te gaan. Jullie dachten dat het de keuze van Kaila was, maar zoals Kaila jou heeft laten weten werd ze gestuurd, zij had geen keus. Alleen jullie moesten nog geholpen worden om de juiste keuze te maken en daar was jullie vorige hond ook bij betrokken. Dat hebben jullie nooit geweten, maar hij heeft jullie in jullie onderbewustzijn laten zien dat dit de juiste hond voor jullie was.
M: Dat weet ik nog wel dat we moeite hadden om deze keuze te maken. We waren op zoek naar een witte reu en kwamen thuis met een bruine teef, dat vraagt toch wel enige gewenning. En nu blijkt het ook nog een toverbal van een hond te zijn, want ze wordt steeds meer lavendel kleurig. Er staat echter een bijzondere lieve hond tegenover. En ze heeft gelijk, iedereen is gek op haar. Hoe heeft dit gesprek nu toch hier op uit kunnen komen, ik wilde je hele andere dingen vragen.
H: Soms lopen gesprekken anders dan je verwacht. Laten we een volgende keer de andere dingen bespreken die jij wilde vragen, OK?
M: Ja, dank je wel.

 

Nieuwe vrienden: kraaien op de hei

Mijn vrouw en ik hebben nieuwe vrienden gemaakt op de hei. Er leeft op het stuk waar wij veel wandelen een stelletje kraaien en ze herkennen ons inmiddels. Zodra wij verschijnen vanuit het bos, vliegen ze naar ons toe en lopen ze rondom ons en af en toe vliegen ze weer een stukje omdat ze achtergebleven waren. En natuurlijk zijn we er toe over gegaan om ze te voeren en dat weten ze. Door dit leuke contact lijkt een gesprek wel op zijn plaats.

M: Dag kraaien, wie van jullie wil even met mij praten?
K: Dat lijkt me leuk, we zien elkaar dagelijks twee keer en het lijkt me leuk, ook mijn mannetje lijkt het leuk even te praten, dus maar na elkaar?
M: OK, dan noem ik jou even Kv en jouw mannetje Km, is dat goed of hebben jullie ook namen?
Kv: Ja, die hebben we, maar die kan jij niet uitspreken of opschrijven, dus Kv is goed. Wat heeft jullie er toe gebracht ons te gaan voeren?
M: Ho even, ik vind het heel leuk om met jullie te praten, maar dit gesprek loopt heel anders dan ik gepland had, ik wilde jullie vragen stellen.
Kv: Dat is ook leuk, maar ik wil wel graag mijn vragen eerst beantwoord zien. Dus waarom?
M: Ik weet dat jullie hele intelligente vogels zijn en ik heb ook al een aantal keren ervaren dat het eenvoudig is met jullie te communiceren. Dus ik vroeg me af of we ook een vorm van vriendschap konden sluiten. Dus gooide ik wat kleine hondenbrokjes naar jullie toe.
Kv: En wij domme kraaien laten ons meteen door een brokje verleiden tot vriendschap?
M: Nou daar lijkt het niet op. Jullie gedragen je erg opportunistisch en vliegen met ons mee en nemen jullie brokjes. Inmiddels ben ik op kitten brokjes overgegaan die ik speciaal voor jullie heb gekocht.
Kv: Dat is lief van je. We waarderen je voer erg, altijd fijn als het je gemakkelijk gemaakt wordt.
M: Is dit voer OK voor jullie of heb je liever wat anders?
Kv: Wat stel je voor?
M: Niets, het is gewoon een vraag.
Kv: Wij zijn niet zo kieskeurig. Dit is prima. Maar iets anders kan ook fijn zijn.
M: Mag ik nu wat vragen stellen?
Kv: Ga je gang.
M: Jullie wonen echt op de hei en dat is jullie plek, klopt dat?
Kv: Ja, wij zijn territoriaal op deze plek, de hei is ons deel van het gebied en daar komen in principe geen andere kraaien, soms wel eens een enkele passant. Die vertrekt weer snel en dan hebben wij het gebied weer voor ons alleen.
M: Wie van jullie is de brutaalste?
Kv: Dat is zonder twijfel mijn partner. Die had jullie ook als eerste door en vloog steeds achter jullie aan.
M: Dan kan ik hem herkennen aan zijn vlekjes op zijn vleugels als hij vliegt.
Kv: Dat klopt. Wil je nu met hem praten, ik kan nog wel even doorgaan, maar ik wil hem ook een kans geven.
M: Ja graag.
Km: Nu ben ik aan de beurt. Ja, ik zag jou een tijdje terug en kreeg door dat je tegen je vrouw opschepte dat kraaien snel leren en door ons wat eten te geven, hadden wij snel door dat jullie steeds wat eten meenemen. En dan zit ik op de uitkijk in mijn boom waarin ik het overzicht heb over nagenoeg de hele hei en zie ik jullie aankomen en dan vlieg ik om jullie welkom te heten. Zo lijkt het en zo presenteer ik dat ook graag, maar ik weet gewoon dat jullie blij worden van als we jullie tegemoet vliegen en dat we dan meteen wat lekkers krijgen.
M: Zo dat is een heel verhaal. Ik dacht dat jouw vrouwtje zei dat zij de prater was, maar ze zou moeten weten dat jij de prater bent.

Ik stem op jullie af en weet wanneer jullie komen

Km: Dat weet ze ook, daarom begint ze meteen met jou te praten anders komt ze er niet meer aan te pas, weet ze. Jij vraagt je af hoe we jullie herkennen? Dat zal ik je vertellen en het zal je verbazen. Ik stem op jullie af en weet wanneer jullie komen, en of jij alleen met jullie krullenbol loopt of jullie samen, ik weet dat jullie er aan komen. En ik weet ook dat je ons zo graag een keer wilt filmen als we op onze uitkijkpost in de berk zitten en we naar jullie toe komen zeilen. Maar dat lukt niet omdat we al klaar zitten op de grond waar je uit het bos komt. En dan wachten we op ons voer. We weten dus dat je er aan komt en dan is het niet moeilijk jullie te herkennen, ook op grote afstand want wij hebben hele goede ogen. Daarom vinden we ook bijna altijd het voer dat je stukje voor stukje naar ons toegooit in het gras of tussen de heidepollen. Alleen jammer dat jullie krullenbol (Kaila, de hond) af en toe jaloers is en ons wegjaagt, waardoor we het voer niet kunnen vinden. Ook andere honden hebben groot plezier om achter ons aan te jagen, daarom zijn we altijd erg op onze hoede. Ja, want dat wilde je vragen: waarom blijven jullie steeds opvliegen als je iets gooit, toch?
M: Dat klopt, dat wilde ik graag weten.
Km: Zoals ik net al zei, we moeten erg op onze hoede zijn voor van alles wat er op ons af komt stuiven en dat we steeds iets opvliegen als je een brokje gooit heeft te maken met die focus op bewegingen die ons kunnen schaden. Dus dat is niet omdat we bang zijn dat jij ons iets aandoet, maar iedere plotselinge beweging betekent dat we aangevallen kunnen worden en daar moeten we alert op zijn.
M: Wat geniet ik van dit gesprek. Maar ik moet nog meer doen, kunnen we een andere keer weer met elkaar praten?
Km: Jullie mensen zijn altijd maar druk, druk. Neem toch gewoon je tijd man. Maar het lijkt me leuk een andere keer verder te praten. Dank je.
M: Jij dank je wel en jullie krijgen de groeten van mijn vrouw.
Km: Doe haar de groeten terug. Tot ziens.
241120

Pauw in het wild in India

M: Dag Pauw, mag ik met je praten?
P: (Een beetje grumpie) Dat ben ik niet gewend, wat wil je van me?
M: Ik wil niets speciaals van je, maar we kwamen elkaar tegen en ik dacht, laat ik eens kijken of je wilt praten.
P: Nou, dat weet ik niet. Ik praat niet zomaar met iemand.
M: Ik hoorde anders dat je min of meer vriendschap hebt gesloten met de bewoner van het huis, waar ik je voor de deur aantrof.
P: Dat is iets heel anders. Hij geeft me af en toe iets lekkers en daar ben ik wel op gesteld. Dus tolereer ik hem wel in mijn omgeving.
M: Ik heb toch gehoord dat het wel iets meer is dan tolereren, je bent wel graag bij hem in de buurt.
P: Dat zeg ik toch, ik blijf af en toe een beetje in zijn omgeving, zodat hij begrijpt dat ik weer wat lekkers wil hebben.
M: Dus eigenlijk ben jij hem aan het trainen om jou te verwennen.
P: Dat noem ik geen verwennen, dat noem ik goed zorgen voor mijzelf. Per slot van rekening loop ik hier vrij rond en moet ik mijn eigen kostje bij elkaar zoeken en als ik dat wat kan vergemakkelijken, dan is dat meegenomen.
M: Ik begrijp het. Heb je nog speciale eigenschappen?
P: Als je dat zo wilt noemen. Ik zit graag in een boom met mijn harem om me heen in de boom. Lastig is alleen dat ik niet zo hoog kan vliegen door mijn prachtige staart, de vrouwen kunnen veel hoger in de boom. En dat doen ze ook.
M: Ben je ook een beetje filosofisch ingesteld of ben je alleen maar een hele mooie mannetjes pauw?
P: Nou zeg, noem jij dat gezellig praten en mij daarbij een beetje uitschelden voor een blaaskaak. Daar ben ik niet van gediend.
M: Zo bedoelde ik het niet, maar ik vroeg me wel af of je ook aan zelfreflectie doet?
P: Doe nu niet zo moeilijk, wij zijn pauwen, we leven niet in andere tijden dan nu, dus wat zeur je over zelfreflectie? Dan ben je toch aan het terugkijken, daar doen we niet aan. En jij zou er goed aan doen ook wat meer in het nu te leven, dan kun je een hoop dingen los laten die je nu als ballast hebt.

Doe nu niet zo moeilijk, wij zijn pauwen, we leven niet in andere tijden dan nu

M: OK, dank je wel voor deze wijze raad. Wat zou ik dan zoal moeten loslaten?
P: Je bent nu verergerd omdat je iemand een opdracht hebt gegeven die al lang klaar had moeten zijn, maar omdat jij niet steeds in het land bent, gewoon blijft liggen. Maak morgen gewoon goede afspraken met die man en laat los dat hij je niet heeft geleverd wat je al veel eerder had willen hebben en nodig had. Daarmee krijg je het niet eerder.
M: Zo, jij leest mij ineens. Je hebt gelijk, ik heb ergernis daarover en dat wil ik die man morgen ook laten weten.
P: Wat schiet je daarmee op? Die man weet dat heus wel, dat hoef je hem niet te vertellen. Als je in de plaats daarvan alleen in het nu bezig bent, hebben jullie geen onderlinge wrijvingen en kun je veel makkelijker tot afspraken komen.
M: Ik zou zeggen daar heb je wel een punt. Maar dat valt niet echt mee.
P: Maar zie je dat je het jezelf veel gemakkelijker maakt door zo te handelen?
M: Ook daar heb je gelijk in.
P: Wilde je nog meer filosofie hebben?
M: Sorry dat ik het vooroordeel kreeg omdat je zo arrogant overkomt, maar je bent inderdaad een wijze pauw en een mooie pauw. Dank je wel voor dit gesprek. Wil jij nog iets zeggen?
P: Hier heb ik niets aan toe te voegen.
241008

De peuter en het aapje

Ik krijg een foto door van mijn kleinzoon met een doodshoofdaapje in Apenheul. Ik probeer contact te maken met desbetreffend aapje en voel een heel bescheiden wezen.

‘Waarom ik?’ lijkt hij te willen zeggen.

“Nou,” antwoord ik, “je zat bij mijn kleinzoon op zijn kinderwagen.”

‘O, dat wist ik niet,’ klinkt het weer even bescheiden.

“Dat geeft niet. Ik ben alleen heel nieuwsgierig hoe het voor jullie is om zoveel bezoek te hebben.”

‘Normaal gesproken praten mensen niet met me. Ze kijken alleen maar.’

“Ik kan me voorstellen dat het even gek is maar ik zou het leuk vinden iets van je te weten te komen.”

Het aapje laat in reactie op mijn opmerking over het vele bezoek zien dat er rust in het park is als de mensen weg zijn. ‘Dan kunnen we uitrusten. Een beetje mijmeren. Restjes zoeken. We kijken ook naar achtergebleven spullen.’

Het aapje laat zien dat ze de mensen aan zien komen en meteen is hun wezen gevuld met de vraag wat ze bij zich zullen hebben.

‘De mensen komen in ons terrein. Ze komen wat halen (kijken) maar wij komen ook wat halen.’ Een win-win situatie dus. Eigenlijk mogen ze niet gevoerd worden en het aapje laat zien dat hij dat ook weet. ‘Maar,’ merkt hij een beetje ondeugend op, ‘er zijn altijd kruimels. En geuren. En materialen. Soms pakken we wat.’ Wat ik van het diertje begrijp zijn mensen een attractie voor hem.

Ik geef hem het beeld door van een mensenmassa en hij laat zien dat ze altijd weg willen kunnen, dat ze zich niet laten insluiten. ‘Wij verkennen. En verkennen vraagt ruimte.’ Het aapje laat zien dat hij de kleine mensjes het leukst vindt. Ze hebben een open blik, er zitten niet zoveel oordelen en meningen aan vast.

Ik vraag het diertje of hij het moeilijk vindt om met mij te praten. ‘Nee hoor,’ is het antwoord, ‘jij geeft ruimte.’ Hij laat zien dat hij het okee vindt dat de mensen komen. ‘Als we geen zin hebben in ze, dan blijven we wat meer op afstand. Het is okee hier.’

Ik zeg het dier dat ik dit gesprek ga gebruiken voor publicatie. Dat vindt hij een goed idee.

De volgende dag zit er een kort filmpje in mijn app waarop te zien is dat mijn kleinzoon met één trap van z’n 15 maanden oude voetje een aapje wegschopt. Ik vraag het aapje wat hij daarvan vindt. ‘Ach, dat hoort erbij,’ hoor ik heel laconiek. Hij kan zich er niet druk om maken.

Een vrolijke libelle

Vandaag zoek ik een libelle om een gesprek mee te hebben, ik ben gewoon nieuwsgierig naar deze mooie dieren. En er dient zich een prachtexemplaar aan.

M: Dag Libel, mag ik met je praten? Jij lijkt me zo’n vrolijke flierefluiter.
L: Praten je, flierefluiter in het geheel niet. Wat je ziet is een mooi insect dat heel bijzondere vluchten kan uitvoeren, maar dat zijn altijd nuttige vluchten.
M: Bijzonder om te horen, ik dacht dat jullie altijd een beetje lol maakten met jullie prachtige capriolen in de lucht. Ik vind jullie echte kunstenaars in het vliegen.
L: Ja dat lijkt wel zo en ik moet bekennen dat we heel erg beweeglijk zijn en we kunnen alle kanten op vliegen en heel snel wenden en keren. Dat is nuttig omdat wij in het midden van de voedselketen zitten. Wij zelf jagen op muggen en kleine vliegjes, maar vogels jagen weer op ons en dan wil je toch wel snel uit de voeten kunnen.
M: Daar heb je gelijk in. Maar als ik op een warme dag jullie in grote getalen zie vliegen en de raarste capriolen zie uithalen, is dat vast niet alleen om rovers te ontwijken.
L: Dat klopt, we genieten zelf ook wel van alle kunstjes die we met onze vier vleugels kunnen uithalen. Dus in zoverre heb je wel gelijk dat we kunstenaars zijn voor de lol.
M: Maar nu wat serieuzer. Hoe is jullie leven opgebouwd als je bij het begin begint.
L: We ontstaan uit een eitje dat onze moeder in het water legt. Als eitje worden we larve en dan beginnen we al met eten van andere dieren, dus eigenlijk zijn wij rovers. We voeden ons met andere larven en muggen eitjes en larven, maar ook andere waterdiertjes, soms ook kleine visjes.
M: Hoe lang zitten jullie dan in het water en hoe weet je dat je er uit moet kruipen om libelle te worden?
L: Ons larven stadium is heel wisselend van duur. Soms zijn we enkele maanden larve, maar soms ook wel anderhalf jaar. Dat is afhankelijk van temperatuur en voedselaanbod.
M: En hoe weet je dan dat je uit het water moet kruipen om een libelle te worden?
L: Zoals ik al zei, dat weet je vanwege de temperatuur. Want we kunnen alleen ontpoppen tot een libelle als het warm genoeg is. Wij zijn koudbloedig, als de meeste insecten of alle, dat weet ik niet, en we moeten onze vleugels laten drogen voor we kunnen vliegen. Tijdens dat droogproces zijn we erg kwetsbaar en dus moet dat niet te lang duren.
M: Dat begrijp ik. En als je dan opgedroogd bent en jij bent wel erg mooi opgedroogd, hoe gaat dat dan verder?
L: Leuk dat complimentje van jou, maar daar vind ik geen partner mee. Mijn partner selecteer ik op basis van zijn krachtige uitstraling en dat kan ik zien door zijn vliegkunsten te bekijken.
M: Dus al die capriolen die jullie uithalen zijn ook een vorm van paringsdans?
L: Zo zou je dat kunnen noemen, hoewel we ze ook moeten uithalen om ons voedsel te vangen en om aan onze vijanden te ontkomen. Dus wendbaarheid is heel belangrijk voor ons.
M: En als je dat gedaan hebt, hoe lang leef je dan als libelle?
L: Dat is weer afhankelijk van het tijdstip van ontpoppen en de temperatuur. Zijn we vroeg in het voorjaar uitgekomen, dan kunnen we enkele maanden leven, zijn we later uitgekomen of is er een koude periode gevolgd op een warm voorjaar, dan kunnen we slechts kort leven, enkele weken. En in die periode moeten we volwassen worden en een partner vinden en eitjes afzetten of als mannetje zorgen voor nageslacht. Meestal sterven we vrij snel nadat we nageslacht in de vorm van eitjes hebben afgezet in het water.
M: Dat klinkt mooi en heb je dan het gevoel dat je een mooi leven hebt gehad?
L: Ja, wij zijn eigenlijk wel vrolijke insecten en we hebben wel lol in ons leven.
M: Dank je wel voor dit gesprek, wil jij nog wat toevoegen?
L: Ja, leuk als jullie genieten van onze vrolijke kunststukjes die wij uithalen met vliegen en wees je meer bewust van dat jullie ook bij de natuur horen, dat je er deel van uitmaakt, in plaats van dat jullie je erboven voelen staan.

240827

Kinderboerderij: hangbuikzwijn

M: Dag mooie varkens, jullie komen wat chagrijnig over, maar kan ik wel met jullie praten?
V: Natuurlijk kan dat en we zijn helemaal niet chagrijnig, hoe kom je daarbij?
M: Jullie maken die indruk met je snoet en je geknor en dat jullie elkaar af en toe even wegjagen.
V: Dat is normale gang van zaken. Nee, als we chagrijnig zijn dan zijn we dat ook echt. En dan wil je niet bij ons in de buurt komen.
M: Is dit dan jullie houding om zo veel mogelijk met rust gelaten te worden?
M: Sorry voor onderbreking. Ik werd gebeld en moest even weg om wat te doen.
V: Dat is nu precies jullie probleem. Je laat je door van alles en nog wat afleiden en alles is belangrijker dan met dieren omgaan.
M: Nu voel ik me schuldig, maar toch ook wel een beetje te hard aangepakt. Natuurlijk zijn deze gesprekken belangrijk, maar ik heb ook andere bezigheden en die zijn ook belangrijk voor mij. En nu ben ik even druk met andere dingen. Toch wil ik het gesprek graag afmaken. We hadden het over jullie knorrige humeur. Is dat standaard of een houding?
V: Dat is min of een standaard houding. We zijn nu eenmaal knorrige dieren en daar genieten we van. Dat knorren kan ook heel tevreden klinken, dus het is de toon die de muziek maakt.
M: Hoe voelen jullie je op de kinderboerderij thuis?
V: Ik moet zeggen best wel goed. Ik moet weliswaar de hele dag met die knorrige oude vent naast me optrekken, maar er is slechter gezelschap. Van de kinderen hebben we niet veel last. De meeste vinden ons maar enge beesten en dat is jammer, want wij varkens zijn eigenlijk wel schatjes. We zijn niet echt knuffelachtig, maar het is toch leuk om naar ons te kijken?
M: Ja, ik vind jullie wel twee schatjes zoals jullie lopen rond te scharrelen en wens jullie nog veel plezier in dat leven en leuk dat je zoveel humor hebt in al je knorrigheid.
V: Ja, dank je wel. We knorren wat af hier en zien je graag weer een keer terug.
240716

Jonge katjes aan boord

Ik had me voorgenomen om geen dieren meer in huis te halen en een uitsterfbeleid te hanteren. Maar ja, ineens heb ik besloten om twee kittens op te nemen in ons huishouden. Ik had natuurlijk een lange lijst aan bezwaren in mijn hoofd maar op een zwak (?) moment heb ik die lijst aan de kant geschoven en heb ja gezegd tegen hun komst. Inmiddels zijn ze er een week en is het tijd voor een gesprekje.

Eerst maar met Sjaan, de hond. “Je had wel verteld dat ze zouden komen maar dat het zo leuk was wist ik niet,” zegt ze meteen. Ik merk op dat ze een andere interesse in de katjes heeft dan in honden. “Ja, het zijn grappige dieren. Die oren…” Het lijkt wel of ze ze vriendelijk uitlacht. “Ik wil wel spelen met ze maar ik weet niet hoe.” Ze laat zien dat de omgang met honden altijd iets van concurrentie heeft. Honden hebben dezelfde interesses. Bij katjes is dat anders en Sjaan is heel tolerant en nieuwsgierig naar ze.

Dan naar Roderick. Ik maak contact met hem en dan noem ik altijd mijn naam. “Ik wist niet dat je Piek heet,” hoor ik meteen. Opmerkelijk. Dat ben ik kennelijk vergeten te zeggen. Roderick laat zien dat ik al had laten weten dat ik ze op kwam halen. Nou, dat heb ik dan wel goed gedaan. Ik loop met hem in beeld door hoe de autorit ging en het aankomen in het schip. Hij voelde zich meteen veilig. Dat verbaast me omdat de omgeving, de geluiden en de geuren toch heel anders zijn dan in de eerste 12 weken van zijn leven. “Ik kan me snel aanpassen,” zegt hij en dat kan ik me ook voorstellen bij hem. Nogmaals laat hij zien dat hij zich veilig voelt en zoals ik het interpreteer heeft dat te maken met een algehele sfeer van er mogen zijn. Dat is fijn om te zien.

Boudewijn wil wat meer afstand en dat laat hij ook zien in het gesprek. Waar Roderick vlakbij me in beeld kwam, zit Boudewijn een eindje verderop. Ook in het fysieke verschuilt Boudewijn zich graag achter Roderick. Niet omdat hij bang is, maar Roderick is iets meer op mensen gericht. Met Boudewijn heb ik het over Sjaantje. “Die wil meer dan ze nu doet,” merkt Boudewijn op. Ik kan me dat voorstellen. Sjaan wil wel spelen maar ze is een hond en beheerst het kattenspel niet. Ik laat Boudewijn zien waar de kattenbakken zijn. Hij gebruikt ze niet maar poept en piest er naast. “Wat ben jij streng,” ketst hij in beeld terug. “Nee, ik ben niet streng maar ik wil niet dat het een zooitje wordt en dat het gaat stinken. Ik zie niet altijd waar je piest en dat vind ik vies.” Ik laat hem nogmaals zien hoe dat gaat op een kattenbak en ik hoop dat hij het gaat oppakken. Er zit een eigengereidheid in deze kat. Hij laat zich niet zomaar iets vertellen.

Dan naar de papegaai. “Heb je ze voor mij in huis gehaald?” vraagt hij. Ik grinnik. Destijds heb ik cavia’s in huis gehaald omdat ik voorzag dat het stil zou worden als de kat er niet meer zou zijn. Maar deze katjes heb ik niet speciaal voor hem gehaald. Pepijn vindt het wel leuk dat ze er zijn. “Al die actie is vermakelijk. En het maakt de atmosfeer minder stilstaand. Ik observeer en ik geniet. Verder ga ik mijn eigen gang.” Omdat het zomer is heeft hij de mazzel dat hij zowel naar binnen als naar buiten kan en zo kan hij inderdaad kiezen waar hij is. Het is grappig dat hij laat zien dat ik geniet van de katjes. “Dat is belangrijk voor jou. Dat jonge spul breekt je open,” zegt hij. En als ik daarover nadenk klopt dat inderdaad. Jonge dieren en jonge kinderen maken iets los in me: de heerlijke onbevangenheid, het zijn in het nu en alles onbevooroordeeld ontdekken met alle zintuigen.

Ontmoeting op de hei

Vanochtend liepen Kaila en ik voor onze ochtendwandeling op de hei. Kaila is een echte ballendief en zodra ze de kans krijgt om een andere hond een bal af te pakken, zal ze dat doen, zodra de bal even onbeheerd is. En dan rent ze weg en van teruggeven is geen sprake. Na verloop van tijd verliest ze echter haar belangstelling in de bal en kan ik hem pakken en eventueel teruggeven. Uiteraard doen zich soms wel eens incidenten voor, zo ook vanochtend.

M: Kaila, wat gebeurde daar nou?
K: Ik had de bal in mijn bek en liep tussen twee Rhodesian Ridgeback’s door en de ene snauwde naar me en dat pik ik niet. Dus blafte ik, maar dat was niet indrukwekkend want ik had de bal nog in mijn bek en dat blaft lastig. Dus liet ik de bal los en heb ik hem van repliek gediend en dat klinkt heftig.
M: Dat klinkt inderdaad altijd heftig, je bent dan zo fel met ontblote tanden en heel veel gescheld.
K: Dat is ook nodig, anders maakt het geen indruk en vallen ze me lastig. En ze liepen netjes door na mijn antwoord op de snauw.
M: Ja, dat viel me ook op, dat ze, hoewel met z’n tweeën, netjes doorliepen en je met rust lieten verder.
K: Zo hoort het ook, de hei is mijn plek en zij waren te gast en moeten zich ook zo gedragen.
M: Waarom zeg je dat de hei jouw plek is, er lopen toch heel veel andere honden ook rond?
K: Dat is ook hun plek, maar deze honden horen hier niet thuis, het waren gasten, ze komen misschien af en toe en ik loop er twee keer per dag, dan is het toch zeker meer van mij dan van hun?
M: Voelt dat zo?
K: Zeker. Zo voelt dat toch ook voor jou als je in het bos loopt waar jij het beheer doet, dan is dat meer jouw bos dan van andere mensen die daar komen.
M: Daar heb je helemaal gelijk in. Maar ik heb me nooit gerealiseerd dat het zo werkt. Ander vraagje, waarom steel je graag ballen van anderen en verlies je daarna de belangstelling in de bal en laat je hem rustig ergens liggen?
K: Als een andere hond met een bal speelt vind ik dat heel leuk en wil ik ook spelen. Daarvoor moet ik de bal zien te veroveren, ik pak hem nooit af, alleen pak ik hem snel als de bal even onbeheerd ergens ligt of valt. En dan is het spelletje voor mij dat jij probeert de bal van mij af te pakken en dat doe je niet slim, ik ben je altijd te snel af. Maar zolang jij probeert de bal van mij af te pakken is het een leuk spelletje. Als je daarmee ophoudt, is voor mij de lol er af en dan heb ik ook geen belangstelling meer voor de bal. Dan laat ik hem ergens liggen en loop ik verder.
M: Duidelijk.

Ik wil nu proberen met de twee Ridgeback’s te praten om hun kant van het verhaal te horen.

M: Wie van jullie wil met me praten?
R: Ik wil dat graag.
M: Vertel waarom snauwde je tegen Kaila in het voorbij lopen?
R: Ze liep zo arrogant tussen ons door met die bal uitdagend in haar bek, dat ik dacht, ik geef even een snauw, kijken wat er gebeurt. Het was een beetje pestgedrag van mijn kant. Maar het was duidelijk, dit is een hond die niet over zich heen laat lopen.
M: Ja, dat maakte ze wel duidelijk. Maar ze vindt ook dat je een te grote mond had voor een gast op de hei, wat vind jij daarvan?
R: Ik weet niet of ik dat met haar eens ben. De hei is een plek waar alle honden mogen loslopen en wij komen er ook graag, maar niet vaak.
M: OK, duidelijk verschillende temperamenten dus.
R: Daar lijkt het wel op.
M: Wil je nog wat kwijt?
R: Wij Ridgeback’s zijn eigenlijk hele lieve en aardige honden en in dat opzicht krijgen we nu weer een slecht imago omdat jij over die snauw begon, dat is jammer.
M: Ik weet het, wij hebben ook heel veel jaren een aantal geweldige Ridgeback’s mogen begeleiden en jullie zijn super lieve honden, maar als je zomaar een snauw geeft, dan ben je wel zelf verantwoordelijk voor je imago.
R: Dat was dus misschien niet zo verstandig? Niet iedereen snapt mijn spelletjes die ik speel blijkbaar.
M: Nou, dank je wel voor dit gesprek.
240609

Eend Emma heeft jongen

Eend Emma is dit voorjaar twee jaar oud. Ze is geboren uit een eend die altijd aan boord kwam eten. Emma heeft een gat in haar snavel waardoor haar tong er uit hangt. Dappere Emma heeft bij ons aan boord een vast plekje gevonden op het dak van de vogelkooi en op het dak van de stuurhut. Daar komt ze dagelijks eten en een deel van de dag en de nacht brengt ze aan boord door.

Emma is aangenaam gezelschap, zowel voor de mannelijke eenden die ze altijd om zich heen heeft als voor mij.

In het voorjaar begon Emma eieren te leggen. Ze heeft op drie plekken aan boord geprobeerd de eieren uit te broeden. Iedere keer werden de eieren gepakt door kraaien en ratten en de finishing touch deed de hond die de laatste restjes uitlikte.

Uiteindelijk koos Emma voor een plek aan de overkant. Ze wilde me niet zeggen waar precies. ´Geheime plek.´ Af en toe kwam ze heel snel wat voer halen. Ik kon binnen aan haar snelle korte gesnater altijd precies horen dat zij eraan kwam. Alsof ze bedoelde: ‘Snel, schiet op, ik kan nu even weg van mijn nest.’

Een heel aantal dagen zie ik Emma niet. Alleen haar vriend is aan boord maar hij is veel schrikachtiger en vliegt vaak op als ik langs loop.

En dan op een goede dag zie ik haar zwemmen met wel zeven kleintjes om zich heen! Die Emma, het is gelukt. Vorig jaar was ze in één dag al haar jongen kwijt maar dit ziet er heel stabiel uit.

Ik heb Emma niet weer gezien. Noch met haar jongen, noch aan boord. Tijd om een gesprekje aan te gaan.

Ze laat meteen weten dat ze er even niet is. “Ik ben in veilig gebied, waar ze me niet kennen.” Zal ze die mannetjes bedoelen die haar steeds maar niet met rust lieten?

Ik zeg haar dat ik blij ben voor haar dat ze de eieren heeft kunnen uitbroeden. “Ja, de omstandigheden moeten goed zijn,” geeft ze door.

Ik merk aan haar dat ze gegroeid is door haar moederschap. Het zou mij niet verbazen als ze nog één of twee jongen over heeft. Ik laat haar weten dat ik natuurlijk nieuwsgierig ben maar dat ze zich niet hoeft laten zien aan mij met haar jongen. Veiligheid gaat voor.

Alles aan Emma voelt volwassen en verantwoordelijk. Ze lijkt nu echt bezig met haar oertaak: de jongen groot brengen. Ze voelt als op en top eend. Helemaal gespitst op haar taak. “Zo dadelijk heb ik de veren weer vrij,” merkt ze op. Misschien zei ze dat omdat ik liet doorschemeren dat ik haar wel een beetje mis aan boord.

Ik heb nog één vraag aan haar, namelijk hoe het voor haar was om steeds een stel eieren niet uitgebroed te krijgen. Bij Emma geen lege-nest-syndroom… ze is iedere keer gewoon weer opnieuw begonnen.

Haar vriend zit trouw te wachten op de dakjes van het schip. Regelmatig komen drie andere mannen erbij zitten en een zaadje meepikken van het voer dat ik voor de vogels neerleg. Ik ben benieuwd wanneer Emma’s taak erop zit en ze weer terugkomt.

De ree op de loskade

Een eend liet me al eens weten dat ik zo weinig zie van wat er om me heen gebeurt. Gelukkig heb ik de hond die op een dag luid blaffend aan dek stond. Een beetje geïrriteerd keek ik op en zag een ree.

De ree stond op een zeer buitengewone plek: op de loskade van een zand- en grindbedrijf. Hij stond ons rustig aan te kijken en na een aantal minuten liep hij heel bedeesd weg.

Uiteraard maakte ik contact met hem. Hij kwam een beetje verdwaasd over maar niet geschrokken. Meer zoiets van: waar ben ik nu beland?

Ik zei hem dat hij nogal verdwaald was. Dat vond hij een vreemde opmerking. Hij was gewoon aan de wandel en was hier beland. Hoe kwam ik erbij dat hij verdwaald was?

Nou, uit koers geraakt dan? Ook dat vond hij een vreemde gedachte. Hij liet wel weten dat hij al het steen en beton niet apprecieerde.

We raakten een beetje in een soort spraakverwarring. De ree begreep niet waarom ik vond dat hij op een bepaalde plek hoorde te zijn en te blijven. Ik begreep van mezelf dat ik kennelijk vond dat dieren, net als wij, op een vaste plek moeten zijn.

We hadden een beetje een vreemd contact. We begrepen elkaar wel en niet. Hij was er volgens mij niet helemaal met de kop bij. Dat kon ik me wel voorstellen gezien de gekke plek waar hij zich bevond.

Een paar dagen later laat hij weten dat het hem goed gaat en dat ik moet ophouden met me zorgen te maken. Het gebeurt wel vaker dat hij op onverwachte plaatsen is. Daar heeft hij geen moeite mee. Alleen voelt hij zich vaak genoodzaakt om snel te reageren (vluchten) waardoor hij niet goed kan kijken. En ja, dan kom je op onverwachte plekken.

Van de ree begrijp ik dat hij in het moment leeft. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Ik heb sterk het idee dat deze ree behoorlijk nieuwsgierig van aard is. En dat kan inderdaad tot verrassende avonturen leiden.

Met excuses voor de slechte foto maar ik vond het leuk om het echte beeld te laten zien.